Vragen van het lid Jasper van Dijk (SP) aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het reddingsplan van de scholen van het Amarantis schoolbestuur (ingezonden 19 april 2012).

Antwoord van minister Bijsterveldt-Vliegenthart (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 16 mei 2012).

Vraag 1

Bent u bereid de Kamer het volledige «reddingsplan» rond de scholen van onderwijskoepel Amarantis te sturen? Zo neen, waarom mag de Kamer niet beschikken over informatie rond publiek bekostigde scholen?1

Antwoord 1

Het volledig «reddingsplan» van de Amarantis Groep deel ik niet met de Tweede Kamer, want het is er nog niet. De heer Wintels is op dit moment bezig om met alle direct betrokken partijen een oplossing te zoeken voor de situatie bij Amarantis. Een aantal betrokken partijen heeft aangegeven financieel een bijdrage te willen leveren. Het proces van de verdere uitwerking van het reddingsplan is delicaat en wil ik niet verstoren.

Vraag 2

Deelt u de mening dat de 250 banen die mogelijk verdwijnen bij Amarantis, zo min mogelijk uit onderwijzend personeel moeten bestaan en zo veel mogelijk uit management? Zo neen, waarom worden fouten van het management afgewenteld op onderwijzers die geen blaam treft?

Antwoord 2

Op basis van de reddingsplannen zal het interim-bestuur van Amarantis bezien waar de ontslagen moeten vallen. 50 medewerkers hebben inmiddels een andere baan gevonden. Dit betreft onderwijsgevend personeel. Bij de overige 200 medewerkers gaat het om onderwijsondersteunend personeel, waaronder 35 tot 40 leidinggevenden. De helft van deze 200 medewerkers heeft inmiddels ook een andere baan gevonden. Deze informatie is afkomstig van het interim-bestuur van Amarantis.

Vraag 3

Waarom heeft u zich de afgelopen weken compleet afzijdig gehouden rond de kwestie Amarantis, terwijl de financiële problemen enorm zijn en betrekking hebben op 30 000 leerlingen en vele scholen? U bent toch eindverantwoordelijk voor het onderwijs?

Antwoord 3

Dit is niet juist. Ik ben natuurlijk betrokken vanuit mijn verantwoordelijkheid voor het onderwijsbestel en zal, zoals eerder toegezegd, de continuïteit voor de 30 000 leerlingen waarborgen. Daartoe heb ik een continuïteitsgarantie toegezegd.

Vraag 4

Hoe wordt de «redding» van de scholen van Amarantis gefinancierd? Waar komt de 10 miljoen euro vandaan die uw ministerie bijdraagt als continuïteitsgarantie?2

Antwoord 4

OCW dekt de continuïteitsgarantie binnen haar eigen begroting. Bij Voorjaarsnota zal ik u daarover nader informeren.

Vraag 5

Waarom heeft u de Kamer niet vooraf geïnformeerd over deze 10 miljoen euro aan Amarantis?

Antwoord 5

Zodra de inzet van de diverse partijen bekend was, heb ik de Tweede Kamer direct geïnformeerd over de continuïteitsgarantie die ik overweeg te bieden. De dekking hiervan zal plaatsvinden binnen de begroting van OCW. Daarover zal ik u bij Voorjaarsnota informeren.

Vraag 6

Waarom heeft u niet eerder ingegrepen bij Amarantis, terwijl de problemen al zo lang bekend waren? Erkent u dat het toezicht heeft gefaald?

Antwoord 6

Deze loopt vooruit op het onafhankelijke onderzoek. Het lijkt mij verstandig dat uw vragen aan de orde komen in dat onderzoek. Ik zal u binnen twee weken informeren over de opzet ervan.

Vraag 7

Ontvangt de Kamer zo snel mogelijk (uiterlijk binnen een maand) een voorstel voor een onderzoekscommissie die onderzoek gaat doen naar het ontstaan van de wantoestanden bij Amarantis? Zo neen, op welke manier gaat u uw toezegging waarmaken, zoals gedaan in het debat naar aanleiding van het verslag van het algemeen overleg Voortgezet onderwijs op 29 maart en in het algemeen overleg Middelbaar beroepsonderwijs van 11 april?

Antwoord 7

Ja. Zie ook vraag 6.

Vraag 8

Erkent u dat dit onderzoek grondig en onafhankelijk moet zijn, aangezien ook de rol van uw eigen ministerie wordt onderzocht? Kan de Kamer wijzigingsvoorstellen doen voor leden van de onderzoekscommissie indien twijfels bestaan over de onafhankelijkheid? Krijgt de Kamer inspraak aangaande de onderzoeksvragen?

Antwoord 8

Ja. Ik onderken dat dit onderzoek grondig en onafhankelijk moet zijn. De leden van de onderzoekscommissie dienen zo onafhankelijk mogelijk te kunnen kijken naar de thematiek. Ik zal u hierover schriftelijk informeren binnen twee weken. Zie ook vraag 6.

Vraag 9

Wat is uw reactie op het artikel «Scholen willen niet opdraaien voor reddingsplan Amarantis»?3

Antwoord 9

Ik heb kennis genomen van het artikel en begrijp heel goed dat sommige bestuurders emotioneel reageren, zodra hen wordt gevraagd financieel bij te dragen aan het oplossen van de problematiek van één school. Ze wensen niet op te draaien voor fouten die elders zijn gemaakt.

Vraag 10

Hoe oordeelt u over de bezwaren van de scholen tegen de «solidariteitsbijdrage» van 5 miljoen euro?

Antwoord 10

Het solidariteitsverzoek heeft weerstand opgeleverd, vooral aan de zijde van de VO-Raad. Ik verwacht op korte termijn uitsluitsel hierover.

Vraag 11

Deelt u de mening van de voorzitter van ROC Midden Nederland dat de concurrentie tussen verschillende ROC’s slecht is voor de onderwijskwaliteit? Zo neen, waarom niet? Zo ja, bent u bereid onderzoek te doen naar een onderwijsmodel waarbij deze concurrentie wordt uitgebannen?

Antwoord 11

In het kader van het Actieplan «Focus op Vakmanschap» is een beleidsagenda voor het mbo opgesteld op het punt van macrodoelmatigheid. Mantra daarin is niet «elkaar beconcurreren», maar een samenhangend regionaal en landelijk aanbod van opleidingen. Hieruit vloeit ook nieuwe wetgeving voort die thans wordt voorbereid.

Vraag 12

Deelt u de mening dat publiek geld naar het onderwijs moet gaan en niet naar marketing en reclame? Zo ja, hoe gaat u voorkomen dat hieraan grote bedragen worden uitgegeven?

Antwoord 12

In het kader van horizontale en verticale verantwoording moet het bevoegd gezag van een onderwijsinstelling kunnen verantwoorden dat publieke middelen aan marketing en reclame worden besteed. Anders gezegd: het bevoegd gezag moet kunnen uitleggen dat deze middelen ten goede komen aan kwalitatief goed onderwijs en het plaatsen van leerlingen en studenten in opleidingen die perspectief bieden voor vervolgonderwijs en arbeidsmarkt. Voor het mbo geldt bovendien de Notitie Helderheid (Kamerstuk 24 248, nr. 72).

Vraag 13

Deelt u de mening dat het opsplitsen van Amarantis in vijf kleinere scholengroepen een primeur is voor het Nederlandse onderwijs? Wat leert u van deze ontwikkeling richting schaalverkleining?

Antwoord 13

In het kader van een goede ordening van het onderwijsaanbod hebben zich eerder splitsingen voorgedaan in de vo-sector. In die zin is Amarantis geen primeur. Splitsingen zijn overigens niet per definitie te prefereren: schaalgrootte is namelijk niet één op één gecorreleerd aan onderwijskwaliteit. De recent ingestelde Commissie Fusietoets ziet toe op een goede toetsing van voorgenomen fusies in het onderwijs.


X Noot
2

Kamerstuk, 31 524, nr. 130.

X Noot
3

NRC, 17 april 2012.

Naar boven