Vragen namens de leden
Voordewind
(ChristenUnie),
Van der Staaij
(SGP) en
De Roon
(PVV) aan de ministers van Buitenlandse Zaken en van Veiligheid en Justitie over het terugdraaien van het besluit om de tegoeden
van IHH-Nederland te bevriezen (ingezonden 29 juli 2011).
Antwoord van minister
Rosenthal
(Buitenlandse Zaken), mede namens de minister van Veiligheid en Justitie (ontvangen 10 oktober 2011).
Het eerder onder Aanhangsel nr. 249 gedrukte stuk komt hiermee te vervallen.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het vonnis van de voorzieningsrechter inzake het bevriezen van de tegoeden van Internationale Humanitaire
Hulporganisatie (IHH) Nederland wegens vermeende steun aan de terroristische organisatie Hamas?
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank van Amsterdam, gepubliceerd op 21 juli (LJN:
BR2619, AWB 11/3132 BESLU). De rechter heeft beslist dat de bevriezingsmaatregel wordt geschorst tot uiterlijk zes weken na
mijn beslissing op het bezwaar dat IHH-Nederland tegen de maatregel heeft ingesteld. Het betreft hier dus een voorlopige voorziening
en geen definitieve gerechtelijke uitspraak.
Vraag 2
Bent u overtuigd van de redenering van de rechter, namelijk dat er voldoende waarborgen bestaan dat er geen enkel fonds via
IHH bij Hamas terecht komen? Zo nee, bent u voornemens beroep aan te tekenen tegen dit vonnis? Kunt u uitsluiten dat er banden
zijn, zowel direct als indirect, tussen IHH-Nederland en de Union of Good? Ziet u tevens andere mogelijkheden om te garanderen
dat geen geldstromen terechtkomen bij organisaties als Hamas?
Antwoord 2
Tegenover de rechter is namens de Nederlandse Staat betoogd dat de bevriezing van de tegoeden van IHH-Nederland onverkort
van kracht zou moeten blijven, omdat anders onvoldoende gewaarborgd is dat fondsen via IHH-Nederland niet bij Hamas terecht
komen. Zolang er in Duitsland geen definitieve rechterlijke uitspraak is inzake het verbod op IHH-Duitsland, is immers ook
de aanleiding voor de bevriezing van IHH-Nederland niet ontkracht. Bovendien dient de bevriezingsmaatregel er juist toe zeker
te stellen dat IHH-Nederland, geconfronteerd met het verbod op IHH-Duitsland, geen alternatieve financieringskanalen kan aanwenden.
Tegen de uitspraak van de voorlopige voorzieningenrechter is echter geen beroep mogelijk.
Het verzoek om een voorlopige voorziening was door IHH-Nederland ingediend, tijdens de op dat moment nog lopende bezwaarprocedure.
Inmiddels heb ik in deze procedure, in overeenstemming met de ministers van Veiligheid en Justitie en van Financiën, het bezwaar
van IHH-Nederland afgewezen. Als IHH-Nederland zich niet met deze beslissing kan verenigen, bestaat voor de organisatie de
mogelijkheid binnen 6 weken daartegen in beroep te gaan, en zal vervolgens de bestuursrechter zich in een bodemprocedure uitspreken
over de rechtmatigheid van de bevriezingsmaatregel.
Tot zes weken na mijn beslissing op bezwaar blijft de bevriezingsmaatregel geschorst. Na afloop van de schorsingsperiode kan
IHH-Nederland bij de voorzieningenrechter om verlenging van de schorsing verzoeken. Indien de rechtbank de verlenging van
de voorlopige voorziening toekent, blijft deze van kracht tot de definitieve uitspraak van de bestuursrechter in de bodemprocedure.
Wijst de rechter de verlenging af, dan wordt de bevriezing van de tegoeden met onmiddellijke ingang hersteld.
Voor zover nu bekend, onderhoudt IHH-Nederland geen banden met de Union of Good, maar ik kan niet uitsluiten dat dit wel het
geval is.
Vraag 3
Hoe kunt u garanderen dat fondsen niet alsnog, al dan niet via IHH-Duitsland, bij de Hamas terechtkomen? Bent u bereid maandelijks
inzage te vragen in de geldstromen van IHH-Duitsland, aangezien deze organisatie door de Duitse rechter verplicht is deze
informatie bij de Duitse overheid aan te leveren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
De Duitse rechter heeft bepaald dat IHH-Duitsland maandelijks een overzicht van de inkomsten en uitgaven moet overleggen aan
het Duitse ministerie van Binnenlandse Zaken. Om beter zicht te krijgen op de wijze waarop dit door de rechter opgelegde toezicht
wordt toegepast, heeft Nederland contact gehad met het Duitse ministerie van Binnenlandse Zaken. Uit deze contacten concludeer
ik dat de Duitse autoriteiten scherp toezicht houden op de financiële huishouding van IHH-Duitsland. Ik zie dan ook geen aanleiding
om in aanvulling daarop zelf om inzage in de stukken te vragen. Met het oog op de verwevenheid van het verbod op IHH-Duitsland
en de Nederlandse bevriezingsmaatregel zal er uiteraard wel geregeld contact zijn over de (juridische) ontwikkelingen in beide
zaken.
Vraag 4
In hoeverre is de beperking dat IHH-Duitsland geen hulp mag verlenen of ondersteuning aan de Palestijnse gebieden in de Gazastrook
en de Westbank mag bieden, ook van toepassing op IHH-Duitsland? Kan deze beperking omzeild worden door andere organisaties,
zoals IHH-Nederland, te steunen, die wel dergelijke activiteiten mogen ontplooien in de Palestijnse gebieden?
Antwoord 4
Zie mijn antwoord op vraag 2.