Vragen van het lid Helder (PVV) aan de minister van Veiligheid en Justitie over het bericht «In cel gezet na aanrijden dief» (ingezonden 21 maart 2012).

Antwoord van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 25 april 2012). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 2157.

Vraag 1

Kent u het bericht «In cel gezet na aanrijden dief»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2 en 3

Is het waar dat een vrouw en haar zoon in de cel zijn beland nadat ze een betrapte dieseldief per ongeluk met hun auto het ziekenhuis in hebben gereden?

Is de moeder inmiddels vrij?

Antwoord 2 en 3

De politie heeft ter plaatse kennisgenomen van de feiten en omstandigheden en heeft betrokkenen gehoord. Daarbij ontstonden twijfels over de aanleiding en toedracht van het incident. Dit heeft geleid tot verdenking van poging tot doodslag en, daaruit voortvloeiend, aanhouding van de vrouw en haar zoon. Nader onderzoek van de politie en overleg met het OM heeft tot de conclusie geleid dat er geen sprake is van opzettelijk aanrijden. Hierop is eerst de zoon en later ook de vrouw in vrijheid gesteld.

Vraag 4

Zijn alle daders gepakt en worden zij (na verblijf in het ziekenhuis) vervolgd?

Antwoord 4

Eén dader is opgenomen in het ziekenhuis en aangehouden voor de poging tot diefstal. De vervolgingsbeslissing zal worden genomen na afronding van het onderzoek. De andere dader is ontkomen. Diens identiteit is onbekend.

Vraag 5 en 7

Klopt het dat in een aanwijzing aan het OM en politie is vastgelegd dat personen die zichzelf in eigen huis of bedrijf verdedigen tegen overvallers of inbrekers niet worden geconfronteerd met een aanhouding, tenzij de rechter-commissaris op vordering van het OM besluit tot inbewaringstelling van de zelfverdediger omdat er duidelijke aanwijzingen zijn van eigenrichting? Zijn er duidelijke aanwijzingen? Zo ja, welke?

Deelt u de mening dat het achter slot en grendel zetten van slachtoffers, hardwerkende mensen die hun eigendom wilden beschermen, de wereld op zijn kop is? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5 en 7

De «Aanwijzing handelswijze bij beroep op noodweer» van het OM geeft aanwijzingen omtrent het handelen van politie en justitie ten aanzien van burgers die zich met geweld verdedigen in een situatie dat zij worden geconfronteerd met een aanranding in hun meest persoonlijke omgeving zoals de woning, het bedrijf of het daarbij behorend erf. In dergelijke gevallen kan sprake zijn van een verdachte met een bijzondere positie: betrokkene is buiten zijn wil en ter verdediging van lijf en/of goed in een situatie gebracht waarin hij geweld heeft moeten gebruiken. Wanneer sprake is van een verdachte met een dergelijke positie wordt deze in beginsel niet aangehouden. Wel wordt er een onderzoek gedaan naar het geweldsincident.

In de onderhavige casus heeft het onderzoek feiten en omstandigheden aan het licht gebracht die de conclusie rechtvaardigen dat er geen sprake was van een verdachte in een bijzondere positie. Zo was de persoon die verdacht wordt van de poging tot dieseldiefstal al op de vlucht geslagen en van het bedrijventerrein af. De aanrijding vond plaats in een achtervolgingssituatie. Nu er geen sprake was van noodweer en van een verdachte in een bijzondere positie, betekent dit dat de gangbare regels van het Wetboek van strafvordering zijn toegepast. De aanhouding van de moeder en de zoon moet in dit kader worden gezien.

Vraag 6

Indien er duidelijke aanwijzingen bestaan, moet dat dan niet juist kenbaar worden gemaakt zodat de samenleving begrijpt waarom deze mensen zijn vastgezet? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 6

Berichten in de media over dit soort zaken verschijnen niet zelden voordat het onderzoek door het OM volledig is afgerond. Dat is ook in de onderhavige casus aan de hand. Een onmiddellijke reactie van het OM is dan vaak niet gewenst. Immers, het OM moet in zijn berichtgeving een afweging maken tussen het belang van publiciteit en het belang van verdachte(n) en slachtoffer(s). Berichtgeving over de toedracht in een strafzaak nog voor het onderzoek volledig is afgerond kan tot gevolg hebben dat in een later stadium moet worden geconcludeerd dat de berichtgeving niet in overeenstemming was met de feiten.

Vraag 8

Hoe gaat het OM over het algemeen met de veranderde richtlijn om?

Antwoord 8

Deze richtlijn wordt gevolgd.


X Noot
1

Telegraaf 16 maart 2012.

Naar boven