Vragen van het lid Voortman (GroenLinks) aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de indicatie van intramuraal wonende moeders met een verstandelijke beperking (ingezonden 27 maart 2012).

Antwoord van staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 17 april 2012).

Vraag 1

Bent u ermee bekend dat er moeders met een (licht) verstandelijke beperking wonen in intramurale AWBZ-instellingen samen met hun kind(eren) en dat deze moeders wel een intramurale indicatie hebben en hun kind(eren) veelal niet?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Op welke wijze worden de extra kosten die AWBZ-instellingen maken om de moeders met een verstandelijke beperking de benodigde ondersteuning te geven in de verzorging en opvoeding van hun kind(eren) aan de AWBZ-instellingen vergoed?

Antwoord 2

Als moeders (of ouders) binnen AWBZ-instellingen zorg dragen voor de opvoeding van een kind zonder beperking, dan kan deze plaats bekostigd worden vanuit voorliggende voorzieningen zoals de provinciale jeugdzorg.

De zorg vanuit de AWBZ is namelijk niet bedoeld om de veiligheid, de gezondheid en het welzijn van het niet AWBZ-geïndiceerde kind te waarborgen. Evenmin is AWBZ-zorg bedoeld om te zorgen voor het voldoende stimuleren van de (normale) ontwikkeling van het kind.

Veiligheid, gezondheid, welzijn en ontwikkelingsstimulering van een niet AWBZ-geïndiceerd kind horen primair tot de verantwoordelijkheid van de ouders. Zij kunnen hierbij worden ondersteund door bijvoorbeeld de centra voor Jeugd en Gezin en MEE. Als de cliëntondersteuning niet afdoende is, dan kan hulp vanuit de Wet op de jeugdzorg zijn aangewezen.

Vraag 3 en 4

In hoeverre ondersteunt u het voorstel om de indicatie van vrouwen met een verstandelijke beperking altijd te verhogen naar een hoger Zorgzwaartepakket (ZZP 7) op het moment dat zij moeder worden en ondersteund dienen te worden in de verzorging en opvoeding van hun kind(eren)? Indien niet, welke oplossing ziet u dan?

Op welke manier en per wanneer gaat u bovengenoemd voorstel nader vormgeven in de indicatiecriteria?

Antwoord 3 en 4

Gelet op het antwoord op vraag 2, zie ik geen aanleiding de indicatie voor moeders met een verstandelijke beperking altijd te verhogen naar een hoger zorgzwaartepakket (ZZP 7). De inhoud van het cliëntprofiel ZZP 7 verhoudt zich daarnaast niet tot de cliëntgroep ouder(s) met een verstandelijke beperking.

Vraag 5 en 6

Bent u ermee bekend dat intramurale instellingen ook de verantwoordelijkheid dragen voor de kinderen die intramuraal bij hun moeders met een verstandelijke beperking wonen ook als deze kinderen zelf geen intramurale AWBZ-indicatie hebben? Hoe kunnen AWBZ-instellingen deze verantwoordelijkheid naar uw mening het beste vormgeven? Wat gaat u doen om AWBZ-instellingen hierin nader te faciliteren?

Weet u dat de kinderen van moeders met een verstandelijke beperking vaak een reguliere intramurale plaats innemen? Op welke wijze worden AWBZ-instellingen daarin financieel tegemoet gekomen?

Antwoord 5 en 6

Er dient onderscheid te worden gemaakt tussen het verblijf van het kind enerzijds en de verzorging en opvoeding van het kind anderzijds.

Indien een ouder tezamen met zijn of haar kind in een AWBZ-instelling verblijft, en het kind heeft geen AWBZ-indicatie, dan is de ouder verantwoordelijk voor de kosten van het verblijf van het kind in de instelling. Zo nodig kan zorg vanuit voorliggende voorzieningen aan de orde zijn.

Naar boven