Vragen van het lid Hamer (PvdA) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
over het ontduiken van vaste contracten en cao’s door payrolling (ingezonden 19 maart
2012).
Antwoord van minister Kamp (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 13 april
2012).
Vraag 1
Is het u bekend dat bedrijven het arbeidsrecht omzeilen door hun werknemers na 3 tijdelijke
contracten geen vast contract te geven, maar ze opnieuw een lange reeks tijdelijke
contracten aanbieden door hen via een payrollbedrijf in te huren?
Antwoord 1
Ik heb hierover geen signalen ontvangen. Dat neemt niet weg dat de geschetste situatie
zich in de praktijk kan voordoen.
Vraag 2
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat de ketenbepaling in de Flexwet, bedoeld
om tijdelijke werknemers een reëel uitzicht op een vast contract te geven, via deze
payrollconstructies wordt ontdoken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Zoals ik in mijn brief van 1 maart 2011 (Kamerstukken II, 2010/11, 29 544, nr. 279) heb opgemerkt kan een werknemer zich tot de rechter wenden als een werkgever gebruik
maakt van constructies die er uitsluitend op gericht zijn om de werknemers gedurende
langere tijd in dienst te houden zonder dat een vast contract ontstaat, daar waar
dat op grond van ketenbepaling wel het geval zou zijn. Het is aan de werknemer zelf
om van deze mogelijkheid gebruik te maken.
Vraag 3, 4 en 5
Deelt u de mening dat de wetgever duidelijkheid moet verschaffen over de vraag of
bij payrolling het payrollbedrijf danwel de opdrachtnemer als juridische werkgever
moet worden aangemerkt, aangezien er in de rechtspraak en literatuur veel discussie
over is? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat het Ontslagbesluit moet worden aangepast, waardoor vast komt
te staan dat de opdrachtgever als materiële werkgever de juridische werkgever is en
niet het payrollbedrijf, zeker gelet op het feit dat de werknemers zelf vaak overtuigd
zijn dat de opdrachtgever zijn juridische werkgever is? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat uitzenden van personeel bij dezelfde werkgever wettelijk moet
worden gemaximaliseerd op 6 maanden, omdat payrollbedrijven nu gebruik maken van het
feit dat er geen restrictie op de uitzendperiode bestaat? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3, 4 en 5
Zoals uw Kamer bekend, heb ik over payrolling als zodanig, alsmede in relatie tot
ontslag, advies gevraagd aan de Stichting van de Arbeid. De Stichting heeft mij onlangs
laten weten dat zij mij dit advies naar verwachting de tweede helft van april van
dit jaar zal doen toekomen. Zoals gebruikelijk zal het kabinet vervolgens een standpunt
bepalen en de Tweede Kamer hierover informeren. In dat verband acht ik het beantwoorden
van bovenstaande vragen thans niet opportuun.
Vraag 6 en 7
Deelt u de mening dat de groeiende payrollsector de cao-voorwaarden van werknemers
in de reguliere bedrijfstakken ondermijnt, omdat werknemers van payrollbedrijven vaak
mindere arbeidsvoorwaarden hebben dan de werknemers van de inlenende organisatie?
Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat payrollwerknemers onder dezelfde cao-voorwaarden moeten vallen
als de werknemers van de inlenende organisatie, waardoor de cao van de betreffende
sector voor alle werknemers leidend is en oneerlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden
niet is toegestaan? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6 en 7
Op grond van de Wet allocatie van arbeidskrachten door intermediairs (WAADI) geldt
dat ter beschikking gestelde arbeidskrachten (waarvan bij payrolling sprake kan zijn)
op dezelfde wijze moeten worden beloond als vergelijkbare werknemers bij de inlener.
Met het wetsvoorstel ter implementatie van de uitzendrichtlijn 2008/104/EG (Kamerstukken
II, 2011/12, 32 895) dat op 6 maart jl. door uw Kamer is aangenomen, wordt dit gelijke behandelingsvoorschrift
uitgebreid tot: arbeidstijd, overuren, pauzes, rusttijden, nachtarbeid, vakantie,
feestdagen, regels ter bescherming van zwangere vrouwen en zogende moeders en van
kinderen en jongeren en maatregelen ter bestrijding van discriminatie op grond van
geslacht, ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd
of seksuele gerichtheid. Van het gelijke behandelingsvoorschrift kan alleen bij cao
worden afgeweken en alleen voor zover het betreft niet wettelijke voorschriften met
betrekking tot de hiervoor genoemde onderwerpen.