Vragen van het lid Schaart (VVD) aan de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over het mogelijke vertrek van onderzoeksinstituut voor de ruimtevaart ESTEC (ingezonden 19 maart 2012).

Antwoord van minister Verhagen (Economische Zaken, Landbouw en Innovatie), mede namens de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ontvangen 11 april 2012).

Vraag 1

Bent u bekend met het artikel «Nederland moet vrezen voor vertrek van ruimtevaart»?1

Antwoord 1

Ja.

Van deze gelegenheid maak ik gebruik om u te attenderen op bijgaand artikel «Ruimtevaart is voorlopig nog niet weg», gepubliceerd in het Leidsch Dagblad van 22 maart 2012.2

Vraag 2

Deelt u de mening dat ruimtevaart een belangrijke sector is waar veel innovatie uit voort komt? Hoe wordt de ruimtevaartsector betrokken bij het vormgeven van het bedrijfslevenbeleid?

Antwoord 2

Ja. De ruimtevaartsector is actief betrokken bij de vormgeving en invulling van het Topsectorenbeleid als onderdeel van de topsector High Tech Systemen & Materialen (HTSM). Ruimtevaarttoepassingen zijn ook van groot belang voor topsectoren zoals Agro & Food, Energie, Life Sciences, Logistiek en Water.

Vraag 3

Bent u bekend met de brede maatschappelijke toepassingen van ruimtevaart en de impact daarvan op het dagelijks bestaan, nu en in de toekomst?

Antwoord 3

Ja, daar ben ik bekend mee. Vandaar onder meer dat het Netherlands Space Office in mijn opdracht op 21 maart 2012 een Satelliet Data Portaal heeft geopend om juist een extra stimulans te geven aan dergelijke maatschappelijke toepassingen. Het Portaal richt zich in eerste instantie op het bevorderen van precisielandbouw. De inzet is evenwel om in de toekomst tal van andere toepassingen te faciliteren.

Vraag 4

Wat is uw visie op de economische bijdrage die de ruimtevaartsector, en specifiek het European Space Research and Technology Centre (ESTEC), kunnen leveren aan de Nederlandse economie in de komende 5 jaar?

Antwoord 4

Het topteam High Tech Systemen & Materialen (HTSM) werkt op dit moment aan de formulering van een «White paper» over de relatie tussen ESTEC en de Nederlandse kenniswereld (universiteiten, kennisinstellingen zoals TNO en bedrijven). Zie voorts mijn antwoord op vraag 5.

Vraag 5

Bent u voornemens over het onderwerp ruimtevaart en uw visie hierop binnenkort aan de Kamer een brief te sturen? Zo ja, wanneer kunnen we die verwachten? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

Ja, het is mijn voornemen om voor deze zomer een beleidsbrief over het ruimtevaartbeleid aan uw Kamer aan te bieden, inclusief de prioritering die het kabinet kiest binnen dit beleidsterrein voor de komende jaren. In deze brief wil ik ook mijn reactie en visie geven op het aangekondigde «White paper» van het Topteam HTSM over de relatie tussen ESTEC en de Nederlandse economie, inclusief de ruimtevaartsector. Zie ook het antwoord op vraag 7.

Vraag 6

Hoeveel bedraagt de lidmaatschapsbijdrage van Nederland aan European Space Agency (ESA) momenteel? Hoe hoog is daarnaast de bijdrage voor deelname aan optionele programma’s?

Antwoord 6

Bijdragen Nederland (Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, en OCW) aan de ESA-begroting in 2012 (in miljoenen euro’s)

Omschrijving

2012

Totaal

€ 60

   

Verplicht:

€ 36

– General Budget + Kourou

– Wetenschappelijk programma

€ 13

€ 23

   

Optionele programma’s:

€ 24

– Aardobservatie

– Lanceerders

– Bemande Ruimtevaart/International Space Station

– Robot Exploratie

– Telecom & Integral Applications

– Navigatie

– Technologie steun

€  1,943

€  5,363

€  8,564

€  0,300

€  6,864

€  0.037

€  1,150

Toelichting op deze cijfers: het betreft hier de jaarlijkse kasuitgaven aan ESA, die voortvloeien uit de programma’s waar tijdens de ministerraad van 2008 en eerder verplichtingen voor zijn aangegaan. De kasbehoefte van ESA voor een programma verschilt van jaar tot jaar, afhankelijk van de fase van de projecten. Het ligt voor de hand dat in aanloop naar een nieuwe ministerraad een aantal oude programma’s aflopend is en de kasbehoefte tijdens de looptijd afneemt. Verder verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 8.

Vraag 7

Hoe komen deze bijdragen tot stand? Worden zij ieder jaar toegekend door middel van subsidieaanvragen of komen zij op een andere manier tot stand? Voor welke periode worden deze bijdragen vastgesteld?

Antwoord 7

Voor de verplichte ESA-programma’s wordt op de ministersconferenties, die in principe iedere 3 jaar plaatsvinden, gezamenlijk besloten over de hoogte van het budget. Daaraan dragen ESA-lidstaten naar rato van het Bruto Nationaal Product bij. Voor de optionele programma’s besluiten de landen individueel over de hoogte van hun bijdragen, op basis van de voorgestelde inhoud van de programma’s. Op de ministersconferentie definiëren de landen hun inzet. Dit kan aanleiding geven tot onderhandelingen ter plekke.

Zodra meer bekend is over de voorstellen van ESA voor de komende ministersconferentie (naar verwachting deze zomer) zal ik, samen met mijn collega’s van OCW en van Infrastructuur en Milieu uw Kamer vóór de ministersconferentie per brief informeren over de voorgenomen Nederlandse inzet, inclusief de optionele programma’s.

De duur van de programma’s (en dus de periode waarvoor moet worden betaald) varieert van programma tot programma. De hoogte van de jaarlijkse betalingen aan ESA wordt in overleg met ESA vastgesteld, meestal via een vooraf bepaald kasritme. Dat kan voor ieder land verschillend zijn.

Vraag 8

Kunt u een overzicht geven van de bijdragen van de overige Europese lidstaten waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de lidmaatschapsbijdrage en de bijdragen aan optionele programma’s?

Antwoord 8

De lidmaatschapsbijdrage aan de verplichte programma’s is gebaseerd op het Bruto Nationaal Product van alle ESA-lidstaten. Het Nederlandse aandeel is 4,67% van het totale budget van de ESA verplichte programma’s in de periode 2009–2011.

Alle ESA-lidstaten:

België

2,71%

 

Denemarken

1,76%

 

Duitsland

20,65%

 

Finland

1,41%

 

Frankrijk

15,49%

 

Griekenland

1,86%

 

Ierland

1,23%

 

Italië

12,27%

 

Luxemburg

0,23%

 

Nederland

4,67%

 

Noorwegen

2,24%

 

Oostenrijk

2,20%

 

Portugal

1,24%

 

Spanje

7,99%

 

Tsjechië

0,82%

 

Verenigd Koninkrijk

17,40%

 

Zweden

2,64%

 

Zwitserland

3,19%

 

Totaal

100,00%

 

Daarenboven draagt Canada als geassocieerd land een extra 3,79% bij aan de verplichte programma’s.

In de jaren 2009 – 2011 heeft ESA respectievelijk € 698,1 miljoen, € 687,4 miljoen en € 739,0 miljoen ontvangen voor de verplichte programma’s. Nederland heeft daaraan respectievelijk € 32,6 miljoen, € 32,1 miljoen en € 34,5 miljoen bijgedragen.

In de optionele programma’s, waarop tijdens de vorige ministersconferentie in 2008 in Den Haag is ingeschreven, draagt Nederland gemiddeld 2,55% bij. Dat is iets meer dan de helft van het Bruto Nationaal Product-aandeel van Nederland.

De tabel voor alle landen is:

België

5,97%

 

Canada

0,43%

 

Denemarken

0,61%

 

Duitsland

29,97%

 

Finland

0,24%

 

Frankrijk

24,59%

 

Griekenland

0,15%

 

Ierland

0,36%

 

Italië

13,92%

 

Luxemburg

0,54%

 

Nederland

2,55%

 

Noorwegen

1,29%

 

Oostenrijk

1,52%

 

Portugal

0,23%

 

Spanje

5,59%

 

Tsjechië

0,25%

 

Verenigd Koninkrijk

5,77%

 

Zweden

2,06%

 

Zwitserland

3,94%

 

Totaal

100,00%

 

Deze inschrijvingen in 2008, en de overgebleven verplichtingen uit eerdere ministersconferenties, leidden voor Nederland tot kasbetalingen in de periode 2009–2011 van respectievelijk € 69 miljoen, € 64,2 miljoen en € 49,7 miljoen.

Vraag 9

Heeft u actueel inzicht in de economisch vermenigvuldigingsfactor die ontstaat ten opzichte van de nederlandse contributie aan ESA, door het feit dat ESTEC in Nederland is gevestigd en het ongetwijfeld direct economische effect daarvan?

Antwoord 9

Volgens rapportage door ESTEC bedragen de ESTEC-uitgaven in Nederland in 2011 in totaal € 358 miljoen. Dit betreft salarisuitgaven, programmagerelateerde inkopen/kosten, kosten voor informatietechnologie, reis- en verblijfuitgaven en uitgaven van ESTEC-bezoekers.

Nederland heeft in 2011 € 84 miljoen bijgedragen aan de ESA-begroting en -programma’s. Dit resulteert in een vermenigvuldigingsfactor van 4,26.

Vraag 10

Deelt u de mening dat het voor ESTEC van belang is dat er lange termijn zekerheid geboden wordt ten aanzien van de financiering van de Nederlandse bijdragen aan ESA? Zo ja, kunt u zo snel mogelijk, maar uiterlijk over drie maanden uitsluitsel geven over de financiering van ESA? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 10

ESTEC is voor haar toekomstige activiteiten afhankelijk van de inschrijvingen van de ESA-lidstaten op de financiering van de programma’s die in Noordwijk worden uitgevoerd. Tijdens de ESA-ministersconferentie van 20 en 21 november 2012 zal door alle ESA-lidstaten duidelijkheid worden geboden over hun bijdragen aan de ESA-begroting in de periode 2013–2015.

Een eerder uitsluitsel van Nederland over zijn bijdrage zal van gering belang zijn voor de ESTEC-programma’s, want daarvoor is het totale overzicht van alle bijdragen van de ESA-lidstaten van belang.


X Noot
1

Metro, 12 maart 2012.

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven