Vragen van de leden Hennis-Plasschaert en Van der Steur (beiden VVD) aan de minister van Veiligheid en Justitie over het bericht «Frustratie na «vondst» gestolen iPad» (ingezonden 16 maart 2012).

Mededeling van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 5 april 2012).

Vraag 1

Hebt u kennisgenomen van het bericht dat het Openbaar Ministerie (OM) geen toestemming heeft gegeven voor een huiszoeking terwijl de eigenaar, enkele uren na de diefstal, zijn gestolen iPad had weten te lokaliseren?1

Vraag 2

Deelt u de mening dat het aannemelijk is dat het OM geen toestemming geeft enkel op aanwijzen van een door burgers aangewezen locatie terwijl door middel van een applicatie in dit geval exact kan worden aangegeven waar de gestolen iPad zich bevond? Zijn er formele belemmeringen om in een dergelijk geval wél toestemming voor een huiszoeking te geven? Zo ja, welke?

Vraag 3

Kunt u aangeven waarom de informatie, via een «app» verkregen, te weinig objectief zou zijn?

Vraag 4

Maken politie en OM naar uw mening optimaal gebruik van de beschikbare technieken? Zo ja, hoe verhoudt dit uitgangspunt zich tot de geschetste gang van zaken?

Vraag 5

Bent u voornemens maatregelen te nemen en er aldus voor te zorgen dat er in een toekomstig en vergelijkbaar geval wel toestemming voor een huiszoeking wordt gegeven?

Mededeling

Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het leden Hennis-Plasschaert en Van der Steur (beiden VVD) van uw Kamer aan de Minister van Veiligheid en Justitie over het bericht «Frustratie na «vondst» gestolen iPad» (ingezonden 16 maart 2012) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen.

Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.

Naar boven