Vragen van de leden Van Dekken en Jadnanansing (beiden PvdA) aan de staatssecretaris
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de langstudeerdersboete voor studerende
topsporters (ingezonden 20 maart 2012).
Antwoord van staatssecretaris Zijlstra (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen
2 april 2012).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Studerende topsporter boos om «luiheidsboete»»?1
Vraag 2
Hoe beoordeelt u dit artikel en specifiek de zorgen en onrust die de langstudeerdersboete
van dit kabinet veroorzaakt onder Nederlandse topsporters die gelijktijdig ook een
studie volgen?
Antwoord 2
Elke student kan al één jaar uitlopen in de bachelorfase en één jaar in de masterfase
voordat het verhoogde wettelijk collegegeld van toepassing is. Met deze extra uitloopjaren
en de aangekondigde tijdelijke verruiming van de mogelijkheid om het bedrag van het
verhoogde collegegeld te lenen, wordt studenten die bijvoorbeeld bestuurswerk willen
doen of die naast de studie topsport bedrijven, hiervoor ook de ruimte geboden.
In de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) is een uitzondering
gemaakt voor voltijdstudenten met een handicap of chronische ziekte. Deze mogen nog
een jaar langer studeren. In het wetsvoorstel Studeren is investeren dat in uw Kamer voorligt, wordt voorgesteld dit extra uitloopjaar ook toe te kennen
aan deeltijdstudenten met een handicap of chronische ziekte.
Ik ben van mening dat het aantal uitzonderingen op de langstudeerdersmaatregel zeer
beperkt moet zijn. Studenten die naast hun studie ambitieus zijn en bijvoorbeeld topsporter
of studentbestuurder zijn, hebben geen recht op een extra uitloopjaar.
Studenten kunnen in een bijzondere situatie bij hun instelling een beroep doen op
een bijdrage uit het profileringsfonds. In de wet is geregeld in welke bijzondere
situaties dit mogelijk is. Daarnaast kan de instelling zelf regels stellen voor een
beroep op het profileringsfonds. Sommige universiteiten en hogescholen hebben topsportersregelingen,
waarbij bijvoorbeeld excellente sporters een financiële compensatie krijgen voor de
opgelopen studievertraging.
Ik wil de keuzevrijheid van de student en de diversiteit van de instellingen bevorderen.
Studenten kunnen kiezen voor een instelling met beleid dat voldoende uitdagend is
en dat onderwijs biedt dat het beste aansluit bij hun talent. Dit geldt voor topsporters,
maar ook voor studenten met andere ambities. Verschillende instellingen moeten verschillend
beleid neerzetten, waardoor studenten kunnen kiezen wat hen het beste aanspreekt.
Ook kunnen sporters sponsors zoeken die hen financieel kunnen ondersteunen. In het
genoemde artikel krijgen de topsportende studentes ook een uitkering van NOC*NSF.
Vraag 3
Hoe verhoudt de langstudeerdersboete zich tot de topsportambities die Nederland internationaal
zegt te hebben en die door deze kabinetsmaatregel onder druk komen te staan?
Antwoord 3
De topsportambities van Nederland komen naar mijn mening niet door deze maatregel
onder de druk te staan. Ik kan mij voorstellen (en het regeerakkoord roept daartoe
ook op) dat sponsors uit het bedrijfsleven deze studenten extra ondersteunen.
Vraag 4
Deelt u de mening dat veel topsporters sneller in de problemen komen met de langstudeerdersmaatregel,
omdat zij voor beoefening van hun sport vaak en langdurig in het buitenland moeten
verblijven?
Antwoord 4
Nee, ik deel deze mening niet en verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 1.
Vraag 5
Deelt u de mening dat de langstudeerdersmaatregel de studieprestaties, ofwel de sportieve
prestaties van deze voor Nederland uitkomende topsporters onder druk zet en daarmee
een ongewenst effect teweegbrengt en sowieso een bijstelling van de Nederlandse topsportambities
veroorzaakt?
Antwoord 5
Nee, ik deel deze mening niet en verwijs hiervoor naar het antwoord op de vragen 1,
2 en 3.
Vraag 6
Deelt u de mening dat dit wederom aantoont dat de langstudeerdersboete voor studenten
in zijn algemeen, maar zeker ook voor specifieke groepen zoals topsportstudenten,
tussentijds onwenselijke en onredelijke gevolgen met zicht meebrengt?
Antwoord 6
Nee, deze mening deel ik niet. Zie ook het antwoord op vraag 1.
X Noot
1 De Volkskrant, 16 maart 2012.