Vragen van het lid Jadnanansing (PvdA) aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over extra betalingseisen van de Universiteit van Amsterdam aan studenten (ingezonden 21 februari 2012).

Antwoord van staatssecretaris Zijlstra (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 26 maart 2012).

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «UvA-student krijgt extra rekening»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de mening dat het ontoelaatbaar is dat studenten financieel opdraaien voor een fout van de Universiteit van Amsterdam (UvA)? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2

Als studenten een tweede bachelor- of masteropleiding volgen dan geldt als uitgangspunt het instellingscollegegeld. Er is een uitzondering op het instellingscollegegeld tweede studies, namelijk een wettelijk collegegeld voor een tweede opleiding in gezondheidszorg of onderwijs als daarvoor nog geen diploma is behaald.

Universiteit van Amsterdam heeft de hoogte van het collegegeld tweede studies beschreven in het Inschrijvingsbesluit. Dit besluit staat ook op de UvA-website. Voor de tweede studies waarover het in het Parool-artikel gaat, geldt artikel 18 en 19 van het Inschrijvingsbesluit. Hierin staat onder andere dat voor studenten die zich direct na een eerste bachelor- of masteropleiding aan UvA in 2011–2012 inschrijven voor een tweede bachelor- of masteropleiding, het instellingstarief gelijk is aan het wettelijk tarief tijdens de nominale duur van de tweede opleiding.

In september 2011 is voor een aantal studenten in een tweede studie, die al uit de nominale studieduur waren gelopen, de hoogte van het wettelijk tarief berekend, terwijl dit volgens de regels van UvA het hoge instellingstarief had moeten zijn. Deze gecorrigeerde rekening is later alsnog gestuurd, soms pas in december 2011 of januari 2012. Het betreft dus geen boete, zoals de Algemene Studenten Vereniging Amsterdam (ASVA) zegt, maar een correctie op een fout bij de vaststelling van het collegegeld door UvA.

De betrokken studenten hadden in het Inschrijvingsbesluit van UvA kunnen lezen over het hoge instellingscollegegeld na de nominale studieduur. Er was echter enige tijd sprake van een fout in de betalingsmodule (de «collegegeldwizard») op de site van UvA waarop studenten zich moeten inschrijven. Ook heeft een studieadviseur onjuiste informatie verstrekt.

Ik betreur het zeer dat als gevolg van deze samenloop van omstandigheden een gevoel van onzekerheid bij de studenten is ontstaan.

UvA pakt het probleem nu adequaat aan. Voor studenten is er de mogelijkheid van bezwaar en beroep tegen het besluit van de Centrale Studentenadministratie (CSA). Zie hiervoor ook mijn antwoord op vraag 3.

Verder heeft UvA aangegeven dat, wanneer een student kan bewijzen dat hij aantoonbaar verkeerd is voorgelicht door UvA en de student niet verweten kan worden dat hij op die informatie is afgegaan en op basis daarvan dacht het lage tarief verschuldigd te zijn, hij niet het hoge collegegeldtarief hoeft te betalen. De student zal dan wel bezwaar moeten maken tegen het besluit.

Inmiddels heeft UvA ook besloten dergelijke gevallen sneller op te sporen en wekelijks te controleren op de hoogte van het verschuldigde en het betaalde collegegeld. Op deze wijze ontstaat voor studenten sneller duidelijkheid.

Vraag 3

Bent u bereid om op korte termijn met de UvA in gesprek te gaan om de universiteit ertoe te bewegen af te zien van de onterechte extra betaling voor studenten? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3

Nee. UvA heeft reeds stappen gezet zodat studenten die verkeerde informatie hebben gekregen niet het hoge collegegeldtarief hoeven te betalen.

Daarnaast is in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) de rechtsbescherming van de student geregeld. De (aanstaande of oud-)student kan een geschil voorleggen aan de faculteit, die het vervolgens ter behandeling voorlegt aan de geschillenadviescommissie. Vervolgens neemt het college van bestuur een besluit op het bezwaar. Indien die procedure tot een voor de student onbevredigend resultaat leidt, kan hij/zij zich wenden tot het College van Beroep voor het hoger onderwijs. De positie van de student is hiermee voldoende gewaarborgd.

Vraag 4

Is bekend of deze onduidelijkheid potentieel voor meer instellingen kan gelden en bent u het er dan mee eens dat dit dan voor rekening van de instellingen is en niet de studenten?

Antwoord 4

Nee, dat is niet bekend. Zie verder mijn antwoord op vraag 3.

Naar boven