Vragen van het lid Wolbert (PvdA) aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht dat er nog steeds te weinig hulp is voor zwaarst gehandicapten (ingezonden 23 januari 2012).

Antwoord van staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 15 maart 2012). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011-2012, nr. 1614.

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Een jaar na Brandon: nog steeds te weinig hulp»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Herkent u de verhalen van ouders die geen kant uit kunnen met hun zwaar gehandicapte kinderen met gedragsproblemen, omdat er geen uitzicht is op passende zorg?

Antwoord 2

Ja, ik heb vaker ouders gesproken die uit onvrede met het bestaande zorgaanbod er voor kiezen hun kind thuis te verzorgen. Ik heb bijvoorbeeld ook met de ouders van één van de kinderen over wie het artikel gaat gesproken. Hun ervaringen zijn voor mij belangrijk, omdat zij een beeld geven van de handelingsverlegenheid die rond complexe zorg aanwezig kan zijn.

Vraag 3, 4, 5

Hoe groot is de groep zwaarst gehandicapten waarvoor een-op-een-zorg nodig is? Welk deel van hen zit noodgedwongen thuis?

Is het waar dat er geen, of onvoldoende, zorginstellingen zijn die een-op-een-zorg kunnen verlenen?

Is het waar dat er voor deze groep zwaarst gehandicapten ook geen, of onvoldoende,  geschikte logeeropvang beschikbaar is?

Antwoord 3, 4, 5

Uit de bestaande registraties is niet af te leiden hoeveel cliënten één op één begeleiding nodig hebben, noch hoeveel van hen noodgedwongen thuis zitten. Zoals uit het artikel naar voren komt, zijn er helaas ouders die, omdat zij geen geschikte (logeer)opvang voor hun kind kunnen vinden, hun kinderen thuis verzorgen. Ook zijn er ouders die om die reden een ouderinitiatief starten. Zoals vaker in complexe zorgsituaties is het niet uitsluitend een kwestie van één-op-één zorg, maar van een heel palet aan benodigde randvoorwaarden om geschikte, op de specifieke kenmerken van de cliënt afgestemde zorg te kunnen verlenen. Juist daarover heb ik de denktank complexe zorg gevraagd mij te adviseren.

Vraag 6

Deelt u de mening dat het van groot belang is voor zowel de cliënten als de ouders of verzorgers dat er passende zorg beschikbaar is, zodat voorkomen kan worden dat de situatie voor alle betrokkenen escaleert, cliënten onnodig verder afglijden en verzorgenden overspannen raken, en dat gezinnen in deze situatie niet meer gedwongen zijn te «survivallen»?

Antwoord 6

Ja, ik vind dat elke cliënt recht heeft op de zorg die hij of zij nodig heeft. Waar deze zorg niet toereikend is, moet actie worden ondernomen om de cliënt wel de juiste zorg te kunnen bieden. Die zorg begint vaak in de thuissituatie. Ook daarover kan het CCE adviseren. Waar het gaat om instellingsgebonden zorg, heb ik onder andere de denktank complexe zorg ingesteld om mij (en de sector) te adviseren hoe om te gaan met complexe problematiek.

Vraag 7

Deelt u de mening dat er nu gehandeld moet worden om deze zorg beschikbaar te maken en dat twee jaar wachten op de uitkomsten van een denktank alvorens tot actie over te gaan absoluut onverantwoord is?

Antwoord 7

Ik vind dat er zo snel als mogelijk gehandeld moet worden. Daarom heb ik de denktank gevraagd mij een tussenrapportage uit te brengen waarin de werkwijzen en organisatie van de complexe zorg beschouwd worden. Ik wil dat er zo snel mogelijk met de verbetervoorstellen aan de slag wordt gegaan. Ik zie geen reden om twee jaar met verbeterstappen te wachten. Ik wil mij op basis van de adviezen in de tussenrapportage beraden op de inrichting van de complexe zorg. Ik wil daarmee de zorg verbeteren gericht op de kwaliteit van leven van cliënten. Het gaat dan zowel om mensen die thans noodgedwongen thuis verblijven als mensen in een instelling.


X Noot
1

Volkskrant, 18 januari 2012.

Naar boven