Vragen van het lid Snijder-Hazelhoff (VVD) aan de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over het nietig verklaren van het besluit Eilandpolder (ingezonden 21 februari 2012).

Antwoord van staatssecretaris Bleker (Economische Zaken, Landbouw en Innovatie) (ontvangen 14 maart 2012).

Vraag 1

Bent u bekend met de uitspraak van de Raad van State1 waarin het besluit van het College van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland nietig wordt verklaard om niet handhavend op te treden tegen het zonder een vergunning krachtens de Natuurbeschermingswet 1998 uitrijden en injecteren van drijfrest in het Natura 2000-gebied «Eilandspolder»?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Wat betekent deze uitspraak in de praktijk en welke gevolgen heeft deze uitspraak voor het uitrijden en injecteren van mest door agrarische ondernemers in andere Natura 2000-gebieden en in gebieden rondom andere Natura 2000-gebieden?

Antwoord 2

Naar mijn oordeel kunnen de gevolgen van de uitspraak beperkt blijven, zeker nu de RvS niet heeft gezegd dat mest uitrijden als zodanig een project met mogelijk significante gevolgen in de zin van de Habitatrichtlijn is. Veelal zal het mest uitrijden vallen onder «bestaand gebruik», mede door de verbreding van dat definitie door het amendement-Koopmans/ Aptroot, kamerstuk 32 588, nr. 16.

Daarmee valt het buiten de vergunningplicht. De afgelopen jaren zijn de eisen ten aanzien van het uitrijden van mest alleen maar verscherpt, dus van wezenlijke wijzigingen van het bestaand gebruik die negatief zijn voor de realisatie van de natuurdoelstellingen zal niet snel sprake zijn.


X Noot
1

Raad van State, 201012793/1/H4, d.d. 18 januari 2012.

Naar boven