Vragen van het lid Ulenbelt (SP) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over WW-uitkering aan ex-SHB werknemers en hun pensioen (ingezonden 15 februari 2012).

Antwoord van minister Kamp (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 12 maart 2012).

Vraag 1

Is het u bekend dat voormalige werknemers van de Rotterdamse Havenarbeidspool SHB geen keuze hebben voor wat betreft de ingangsdatum van hun pensioen, omdat de werkgever omstreeks het faillissement heeft nagelaten de pensioenleeftijd te verhogen naar 65 jaar?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Acht u het terecht dat voor 60 jarigen nu de WW-uitkering gekort dreigt worden met de pensioenuitkering? Zo ja waarom?

Antwoord 2

Ja. In het algemeen geldt dat pensioen in mindering wordt gebracht op de WW-uitkering. Deze regel is ook van toepassing op de situatie van de voormalig werknemers van de Rotterdamse Havenarbeidspool SHB. Er is geen reden om hiervan af te wijken.

Vraag 3

Acht u het te verdedigen dat bedrijven die destijds gebruik maakten van de regeling voor deeltijd-WW geen terugstortingen hoefden te doen toen ze weer winst gingen maken en werkloze havenwerkers van hun pensioen wel «terugstortingen» moeten doen? Zo ja, waarom?

Antwoord 3

Ja. De vergelijking tussen bedrijven die gebruik hebben gemaakt van de regeling voor deeltijd WW en «terugstortingen» van het pensioen van de werkloze havenwerkers gaat niet op. De regeling voor deeltijd-WW was een tijdelijke regeling met het doel de werkgevers en werknemers de mogelijkheid te bieden om een periode van onverwachte en scherpe vraaguitval te overbruggen door de werktijd van werknemers tijdelijk te verkorten. Uitgangspunt hierbij was dat het dienstverband werd voortgezet. Dit betreft een hele andere situatie dan de werkloze havenwerkers.

Vraag 4

Wilt u in overleg treden met FNV-Bondgenoten sector Havens en de uitvoerder van de pensioenregeling om tot een oplossing te komen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

Nee. De betreffende regeling heeft een arbeidsvoorwaardelijk karakter. Het is aan werkgevers en werknemers om daar afspraken over te maken. Als minister heb ik daarbij geen enkele rol.


X Noot
1

Brief onderhands aan de minister verstrekt, ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven