Vragen van het lid Braakhuis (GroenLinks) aan de minister en staatssecretaris van Financiën over het bericht dat grote bedrijven in Zuid-Europa de fiscus ontwijken via Nederland (ingezonden 24 februari 2012).

Antwoord van staatssecretaris Weekers (Financiën), mede namens de minister van Financiën (ontvangen 12 maart 2012).

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Zuid-Europa ontwijkt fiscus via Nederland»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Kunt u bevestigen dat grote bedrijven in Portugal, Italië, Griekenland en Spanje meer dan 60% van de interne geldstromen via Nederland laat lopen? Klopt het dat van de tien Griekse bedrijven, met een omzet boven de € 2 miljard, er vier een financiële holding in Nederland hebben? Klopt het dat van de negen Portugese bedrijven, met een omzet boven de € 2 miljard, er zes een financiële holding in Nederland hebben?

Antwoord 2

Ik kan die cijfers niet bevestigen. Ik heb geen inzicht in de totale wereldwijde geldstromen van grote bedrijven, noch in de omzet van Griekse en Portugese bedrijven.

Vraag 3, 4 en 5

Klopt de uitspraak van Wiecher Munting, oud-hoofd van de afdeling «tax rulings» van de Belastingdienst, dat de belastingdruk met wel 10% kan worden verminderd als een bedrijf zijn interne geldstroom via Nederland laat lopen?

Hoe apprecieert u de gedolven belastinginkomsten door de overheden in de genoemde landen, in het licht van de grote internationale druk, van onder andere Nederland, om de uitgaven in deze landen terug te brengen en de belastinginkomsten omhoog te brengen? Vindt u het wenselijk dat in tijden van budgettaire krapte Nederland belastingontwijking in deze landen faciliteert? Bent u bereid hier iets aan te doen?

Hoeveel voordeel heeft Nederland bij het faciliteren van belastingontwijking? Weegt dit op tegen de kosten van de crisis in de Zuid-Europese landen? Vindt u het wenselijk deze belastingconcurrentie in stand te houden, nu de overheidsuitgaven in Zuid-Europa onder grote druk staan en de crisis tot grote sociale onrust leidt?

Antwoord 3, 4 en 5

Zoals ik uw Kamer in het kader van de behandeling van het Belastingplan2 heb geschreven, zoekt het kabinet bij het maken van fiscaal beleid naar een balans tussen enerzijds de wil een aantrekkelijk vestigingsklimaat te behouden en anderzijds het belang van een fiscaal onkreukbaar imago.

De Nederlandse deelnemingsvrijstelling, het ontbreken van bronheffingen op uitgaande rente en royalty’s en het verdragennetwerk zijn instrumenten om dat vestigingsklimaat te beschermen. Een groot voordeel daarbij is dat het mogelijk is over de toepassing ervan zekerheid vooraf te vragen.

Uit de toepassing van verdragen, al dan niet in combinatie met de toepassing van het Nederlandse fiscale recht naast het recht van een andere staat, kan voor een concern een lagere belastingdruk ontstaan dan zonder die toepassing. Vaak zal dat, omdat het voordeel een gevolg is van de voorkoming van dubbele belasting, ook juist de bedoeling zijn. Hoe groot dat verschil kan zijn is niet in het algemeen te zeggen.

Zoals ik al eerder schreef3 ligt het overigens niet voor de hand om aan te nemen dat zo de winstbelasting wordt ontgaan in het land waar de onderneming is gevestigd. Ik vind het dan ook evenmin voor de hand liggen een verband te leggen tussen het Nederlandse fiscale (verdrags)beleid en de overheidstekorten in genoemde landen.


X Noot
1

Fd.nl, 23 februari 2012.

X Noot
2

Brief van 3 november 2011, nr AFP/2011/808, TK 2011–2012, 33 003, nr. 17.

X Noot
3

Mijn brief van 27 januari 2012, IFZ 2012/28. Antwoorden op uw brief met kenmerk 2011Z27601; kamervragen van het lid Braakhuis (GroenLinks) over het bericht in de Pers: De «Dutch pita»; Grieks geld in Holland (ingezonden 29 december 2011).

Naar boven