Vragen van de leden Elissen en Van Bemmel (beiden PVV) aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over een wetsartikel betreffende identiteitsdiefstal (ingezonden 12 januari 2012).

Antwoord van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 6 maart 2012). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 1375.

Vraag 1

Bent u bekend met de uitzending van De Wereld Draait Door waarin Bénédicte Ficq betoogt dat er een wetsartikel zou moeten komen voor identiteitsdiefstal?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2 en 3

Deelt u de mening dat identiteitsdiefstal een ernstig fenomeen is dat tot grote gevolgen kan leiden en dat burgers hiertegen beschermd zouden moeten worden? Zo nee, waarom niet?

Bent u bereid te onderzoeken of er een artikel 310a in het Wetboek van Strafrecht opgenomen (diefstal van identiteit), kan worden om identiteitsdiefstal een plaats in het strafrecht te geven? Zo nee, waarom niet? Welke andere mogelijkheden ziet u om identiteitsdiefstal strafbaar te maken?

Antwoord 2 en 3

In de betreffende uitzending was aan de orde dat iemand een Twitteraccount heeft aangemaakt met andermans naam en zich met tweets voordoet voor die ander. Dit valt buiten de definitie van identiteitsfraude die mijn departement hanteert. Daarbij gaat het namelijk om het opzettelijk (en) (wederrechtelijk of zonder toestemming) verkrijgen, toe-eigenen, bezitten of creëren van valse identificatiemiddelen en het daarmee begaan van een wederrechtelijk gedraging, of het verrichten van een dergelijke handeling met de intentie om daarmee een wederrechtelijke gedraging te begaan (www.wodc.nl/onderzoeksdatabase/identiteitsfraude.aspx?cp=44&cs=6796). Veelal is daarbij sprake van (een oogmerk tot) financieel gewin.

Dat doet er niet aan af dat het een ernstige zaak is als het gebruik van andermans identiteit op een sociale mediasite leidt tot het begaan van strafbare gedragingen zoals smaad of bedreiging. Het is aan het openbaar ministerie en uiteindelijk de rechter om per geval te beoordelen of sprake is van strafbaar gedrag.

Bij het aanmaken en gebruiken van een nepaccount op een sociale mediasite kan het ook gaan om satire. Vooral personen die publiek actief zijn, kunnen daarmee te maken krijgen. Ik onderken dat dit door de betrokken persoon als zeer storend ervaren kan worden. Als het bij parodiëren blijft, is dat echter niet strafbaar. Strafbaarstelling van het enkele gebruik van de identiteit van een ander zonder (de intentie tot) het daarmee verrichten van een wederrechtelijke gedraging, acht ik een te zwaar middel gezien het ultimum remedium karakter van het strafrecht. Bovendien beschik ik niet over gegevens waaruit blijkt dat het gebruik van andermans naam op sociale mediasites een zodanige omvang heeft aangenomen of zodanige schade veroorzaakt, dat tot een andere conclusie over de strafwaardigheid moet worden gekomen.

Ik verwijs verder naar mijn antwoord op de vragen van het lid Kooiman van uw Kamer (ingezonden 12 januari 2012, kenmerk 2012Z00283), waarin ik toelicht waarom ik bovendien een geringe handhaafbaarheid en effectiviteit verwacht van de voorgestelde strafbepaling.


X Noot
1

«De Wereld Draait Door, maandag 9 januari 2012».

Naar boven