Vragen van het lid Hazekamp (PvdD) aan de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en de minister van Veiligheid en Justitie over de onbeheersbaarheid van de populatie wilde zwijnen bij het Leenderbos door toedoen van jagers (ingezonden 27 januari 2012).

Antwoord van staatssecretaris Bleker (Economische Zaken, Landbouw en Innovatie), mede namens de minister van Veiligheid en Justitie (ontvangen 24 februari 2012).

Vraag 1

Bent u ervan op de hoogte dat volgens boeren de populatie wilde zwijnen nabij het Leenderbos onbeheersbaar is geworden door toedoen van jagers?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Is het waar dat boeren met gebruikmaking van kunstlicht willen jagen en dat deze jachtmethode in strijd is met de Beneluxovereenkomst? Zo nee, op welke informatie baseert u uw antwoord?

Antwoord 2

De Benelux-regelgeving inzake Jacht en Vogelbescherming2 verbiedt het gebruik van kunstlicht bij de uitoefening van de jacht. Deze regelgeving ziet op de harmonisatie van de jachtregelgeving binnen de Benelux. De jacht op het wild zwijn is in Nederland niet toegestaan. Het is immers niet aangewezen als bejaagbare soort. De genoemde Benelux-regelgeving is niet van toepassing op beheer en schadebestrijding tegen niet bejaagbare soorten. Te uwer informatie vermeld ik nog dat de Secretaris-Generaal van de Benelux een voorstel tot verduidelijking van de beschikkingen bij de Benelux-overeenkomst Jacht en Vogelbescherming in procedure heeft gebracht.

Ik ondersteun dat voorstel omdat ik vind dat gedeputeerde staten als verantwoordelijke voor de uitvoering van beheer en schadebestrijding, moet kunnen kiezen uit een breed palet van middelen. Bij die keuze moet niet de harmonisatie van jachtregelgeving een rol spelen, maar de vraag of de toepassing van het middel bijdraagt aan de effectieve uitvoering zonder onnodig lijden bij het dier te veroorzaken

Vraag 3, 4, 5 en 6

Is het waar dat jagers er belang bij hebben de populatie zodanig te beheren dat er voldoende te schieten overblijft en er daardoor conflicterende belangen tussen jagers en boeren ontstaan? Zo nee, waarop baseert u uw antwoord? Zo ja, welke consequenties verbindt u hier aan?

Is het waar dat de rivaliteit tussen jagers en boeren zo hoog is opgelopen dat samen jagen tot veiligheidsproblemen zou kunnen leiden? Zo ja, moet hierbij gedacht worden aan een gewapend conflict en welke consequenties verbindt u hier aan? Zo, nee, waarom niet en waar moet dan wel aan gedacht worden?

Deelt u de mening dat het ontoelaatbaar is dat rivaliserende groepen wapendragers in de Nederlandse samenleving spreken over veiligheidsproblemen wegens tegengestelde belangen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen wilt u nemen om dit op te lossen?

Weet u dat de adjunct-secretaris van Faunabeheereenheid Noord-Brabant heeft gesteld dat hij vanwege de veiligheid boeren en jagers niet samen wil laten jagen? Is dit naar uw mening bedoeld als een impliciet dreigement? Zo nee, hoe dan?

Antwoord 3, 4, 5 en 6

Er is geen sprake van een gewapend conflict, van rivaliserende groepen wapendragers of impliciete dreigementen. Provincie Noord-Brabant is verantwoordelijk voor het beheer van schadeveroorzakende soorten in de provincie. De betrokken boeren hebben hun bezwaar bij gedeputeerde staten ingediend. Het is aan hen om over deze zaak te oordelen. Bij het beheer van de zwijnenpopulatie is een goede coördinatie van de activiteiten van belang. Dit geldt in het bijzonder bij afschot na zonsondergang, wanneer het beperkte zicht tot gevaarlijke situaties kan leiden.

Vraag 7

Deelt u de mening dat het laten beheren van dierpopulaties niet aan actieve belanghebbende jagers kan worden overgelaten gelet op de ontstane problemen in Brabant? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke beleidsmaatregelen gaat u nemen om de jacht en het beheer door deze belanghebbenden in te perken?

Antwoord 7

Regionale jagers zijn goed in staat om een bijdrage te leveren aan beheer en schadebestrijding. De in het artikel geschetste tegengestelde belangen herken ik niet.


X Noot
2

Beschikkingen inzake jachtmiddelen (M(83)17 en M(96)8 in samenhang met de Benelux-overeenkomst inzake Jacht en Vogelbescherming (Trb 1970, 155).

Naar boven