Vragen van het lid Venrooy-van Ark (VVD) aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de inkomensgrenzen in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) (ingezonden 13 februari 2012).

Antwoord van staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 21 februari 2012).

Vraag 1

Bent u bekend met de uitzendingen van Kassa en de ledenbrief van de VNG?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Wat gebeurt er als gemeenten zich niet aan de wettelijke bepaling houden dat algemene inkomensgrenzen niet mogen? Welke handhavingmogelijkheden heeft u? Zijn deze toegepast of gaat zij deze toepassen?

Antwoord 2

Uit de reacties op de ledenbrief, die de VNG over inkomensgrenzen in de Wmo heeft ontvangen, komt als beeld naar voren, dat alle gemeenten zich aan de uitleg van deze wettelijke bepaling zullen gaan houden. Het is ook onwaarschijnlijk, dat een gemeente zich in de toekomst niet aan deze bepaling zal houden. Een aanvrager van Wmo-ondersteuning heeft immers de mogelijkheid tegen een dergelijk besluit bezwaar en eventueel beroep aan te tekenen en de rechter heeft zich in duidelijke termen uitgelaten over de grenzen aan de gemeentelijke bevoegdheid op dit punt. Nadere handhaving, voor zover passend in deze gedecentraliseerde wet, is dan ook niet aan de orde.

Vraag 3

Kunt u inzicht verschaffen om hoeveel gemeenten het gaat?

Antwoord 3

Zie mijn antwoord op vraag 2. Ik verwacht, dat alle gemeenten zich aan de wet houden.

Vraag 4

Wat zijn de mogelijkheden en verplichtingen voor gemeenten om met terugwerkende kracht alsnog voorzieningen te verstrekken wanneer mensen deze op grond van een algemeen gestelde inkomensgrens niet hebben ontvangen? Wat zijn de mogelijkheden en verplichtingen van gemeenten als mensen hierdoor zelf voorzieningen hebben aangeschaft?

Antwoord 4

Voor mensen, die op grond van een door hun gemeente gestelde inkomensgrens geen ondersteuning hebben ontvangen, kan gedurende zes weken na het door hun gemeente genomen besluit bezwaar worden aangetekend. Mensen die dit niet hebben gedaan, kunnen zich opnieuw tot hun gemeente wenden met een aanvraag om ondersteuning. De gemeente zal, met inachtneming van alle feiten en omstandigheden van dat moment, de aanvraag opnieuw moeten beoordelen.

Het is de verantwoordelijkheid van de gemeenten zelf, hoe zij invulling geven aan verzoeken van aanvragers om terugwerkende kracht in hun Wmo-beleid.

Vraag 5

Waar kunnen individuele burgers terecht als hun gemeente zich niet aan de wet houdt?

Antwoord 5

Zie mijn antwoord op vraag 2.

Vraag 6

Zou de capaciteit van gemeenten niet beter gericht kunnen worden op het ontwikkelen van inhoudelijk beleid, waartoe de Wmo ook grote mogelijkheden biedt? Wat is de stand van zaken rondom eigen bijdragen, een vermogenstoets, een besparingsbijdrage en individuele inkomensgrenzen?

Antwoord 6

Naar mijn overtuiging zijn gemeenten juist volop bezig met het ontwikkelen (en uitvoeren) van «inhoudelijk» Wmo-beleid.

Met de VNG ga ik in overleg over de uitwerking van de afspraak betreffende het onderzoeken van de eigen bijdragen en een vermogenstoets uit de Bestuurlijke Afspraken 2011–2015.

Vraag 7

Kunt u in het eerste kwartaal van 2012 rapporteren aan de Kamer over de gesprekken die u gaat voeren met de gemeenten, zoals toegezegd tijdens het mondelinge vragenuur van 31 januari jl?

Antwoord 7

In het mondelinge vragenuur op 31 januari jl. heb ik u toegezegd het punt van duidelijke informatie over inkomensgrenzen in de Wmo in mijn overleg met de VNG, als de geëigende organisatie, in te brengen. Met de ledenbrief aan alle gemeenten heeft de VNG hieraan ook goed gehoor gegeven.

Naar boven