Vragen van het lid Van der Ham (D66) aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister van Financiën over de gevolgen van bezuinigingen op het geldmuseum (ingezonden 25 januari 2012).

Antwoord van staatssecretaris Zijlstra (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens de minister van Financiën (ontvangen 13 februari 2012).

Vraag 1

Klopt het dat het Geldmuseum in Utrecht, naar aanleiding van het stopzetten van de subsidie door het ministerie van Financiën, het overgrote deel van het wetenschappelijke werk van het museum stopzet?

Antwoord 1

Ja, dat klopt, met dien verstande dat het een tijdelijke aanvullende subsidie van het ministerie van Financiën betreft die beëindigd is. De reguliere subsidie van het ministerie van Financiën aan het Geld- en Bankmuseum is in stand gebleven.

Vraag 2

Bent u bereid te onderzoeken of het wetenschappelijke werk van het geldmuseum kan worden ondergebracht bij een andere instelling, om te voorkomen dat ontwikkelde expertise op dit vlak verloren gaat?

Antwoord 2

Ik laat graag aan het Geld- en Bankmuseum zelf over hoe met de wetenschappelijke functie van het museum omgegaan wordt. In mijn brief van juni 2011 aan uw kamer heb ik aangegeven in de volgende subsidieperiode niet langer subsidie te zullen verstrekken voor die wetenschappelijke functie aan de Rijksmusea, enkele uitzonderingen, eveneens genoemd in die brief, daargelaten. Het Geld- en Bankmuseum is niet één van die uitgezonderde musea.

Naar boven