Vragen van de leden Groot en Plasterk (beiden PvdA) aan de minister en staatssecretaris van Financiën over het bericht dat Nederland € 1 miljard aan inkomsten van Zwitserse bankrekeningen misloopt (ingezonden 7 december 2011).

Antwoord van staatssecretaris Weekers (Financiën) (ontvangen 20 januari 2012).

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Ander verdrag levert De Jager miljard op»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2 t/m 4

Is het waar dat het de schatkist eenmalig € 1 miljard en structureel € 100 tot € 150 miljoen op zou kunnen leveren als er een verdrag met Zwitserland gesloten zou worden dat vergelijkbaar is met de Duitse en Britse verdragen met Zwitserland? Zo nee, welk bedrag is dan wel realistisch?

Bent u van plan het voorbeeld van Groot-Brittannië en Duitsland te volgen en een verdrag met Zwitserland te sluiten waarmee de zwartspaarders aangepakt zullen worden?

Bent u in onderhandeling met Zwitserland over een mogelijk vervolgverdrag dat verder gaat dan slechts informatie-uitwisseling? Zo ja, hoe ver zijn de onderhandelingen gevorderd? Zo nee, bent u van plan alsnog onderhandelingen te starten?

Antwoord 2 t/m 4

Onder het recent in werking getreden belastingverdrag met Zwitserland heeft Nederland de mogelijkheid om informatie op te vragen, bijvoorbeeld over Nederlandse zwartspaarders in Zwitserland. Het belastingverdrag bevat een bepaling die het voor de Zwitsers mogelijk maakt om het bankgeheim – dat blijft gelden in de relatie tussen de bank en de rekeninghouder – ook daadwerkelijk opzij te zetten. Groot-Brittannië en Duitsland hebben verdragen met een vergelijkbare informatie-uitwisselingsbepaling met Zwitserland afgesloten. Daarnaast hebben deze landen voor een pragmatische insteek gekozen en overeenkomsten met Zwitserland ondertekend waarin aan zwartspaarders de mogelijkheid wordt gegeven om bestaande belastingclaims en eventuele strafrechtelijke vervolging met behoud van anonimiteit af te kopen. Het bankgeheim blijft dus in zoverre in tact. De Zwitserse banken nemen vervolgens de heffing en inning van een aantal toekomstige belastingen voor hun rekening. Hiermee zou voorkomen moeten worden dat zich opnieuw zwart geld op deze rekeningen samenpakt. De opbrengst zou aanzienlijk zijn. Mede omdat er geen betrouwbaar beeld bestaat van de hoeveelheid zwart geld die in Zwitserland is ondergebracht, voorzien deze overeenkomsten in een door de Zwitserse banken te garanderen minimumopbrengst. In het geval van Duitsland bedraagt die minimumopbrengst CHF 2 mld en in het geval van het VK CHF 500 mio. Gelet op deze inschattingen die door de Zwitserse banken zelf zijn gemaakt, lijkt een bedrag van € 1 mld in het geval van Nederland weinig realistisch. Op dit moment is bovendien onduidelijk of de Zwitserse banken bereid zijn om opnieuw dergelijke minimumopbrengsten te garanderen. Daarnaast moet er op gewezen worden dat afkoop van bestaande claims plaats vindt tegen aanzienlijk gunstigere voorwaarden dan de reguliere inkeerregelingen in beide landen. Het succes van deze afkoopregeling bepaalt de uiteindelijke opbrengst, en het ligt dan ook voor de hand dat alleen een aantrekkelijk aanbod tot een hoge opbrengst zal leiden. Dit past weliswaar in het beeld dat het hier gaat om een pragmatische oplossing, maar dat maakt deze akkoorden daarom niet minder omstreden. Verder blijft ook het bankgeheim in stand, hetgeen haaks staat op de ook door Nederland bepleite automatische uitwisseling van informatie. Met name in Duitsland heeft het akkoord dan ook de nodige stof op doen waaien, en is het de vraag of het ongeschonden door de Bondsdag zal komen. Een Duits «nee» zal de internationale aanvaardbaarheid van deze akkoorden niet ten goede komen. In dat verband moet ook rekening gehouden worden met een kritische houding van de Europese Commissie. Er is namelijk overlap denkbaar met de op basis van de EU-spaartegoedenrichtlijn met Zwitserland gesloten spaartegoedenovereenkomsten. Onder die regeling is Zwitserland al gehouden om een bronheffing op spaartegoeden over te maken. Verschil is alleen dat de nu voorgestelde akkoorden een veel bredere grondslag kennen, en in die zin als een stap voorwaarts gezien kunnen worden. Al met al schuilen achter deze akkoorden echter een aantal lastige en principiële kwesties. Om een realistische inschatting te kunnen maken van het draagvlak voor zo’n pragmatische oplossing in de Nederlandse samenleving zal in mijn optiek in ieder geval een beter beeld gegeven moeten kunnen worden van de financiële opbrengst voor de Nederlandse schatkist. Nederland is daarom in overleg met Zwitserland getreden om te inventariseren over welke bedragen het zou kunnen gaan en onder welke condities een akkoord zou kunnen worden gesloten en welke beperkingen dat met zich meebrengt.


X Noot
1

De Volkskrant van 7 december 2011.

Naar boven