Vragen van het lid Heijnen (PvdA) aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de nevenfuncties en neveninkomsten van gemeentelijke en provinciale bestuurders (ingezonden 16 december 2011).

Antwoord van minister Spies (Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen 19 januari 2012).

Vraag 1 en 2

In welke mate geven gemeentelijke en provinciale bestuurders uitvoering aan de verplichting die sinds april 2010 geldt om nevenfuncties en neveninkomsten openbaar te maken?

Bent u bereid een overzicht te maken en naar de Kamer te sturen van de nevenfuncties en neveninkomsten van gemeentelijke en provinciale bestuurders?

Antwoord 1 en 2

De plicht tot openbaarmaking van de nevenfunctie en de inkomsten daaruit betreft de politieke ambtsdrager zelf, niet het bestuurorgaan waar hij of zij werkzaam is. Door deze plicht wordt de volksvertegenwoordiging in staat gesteld zich uit te spreken over de vraag of de vervulling van de nevenfunctie gewenst is met het oog op een goede ambtsvervulling. Dit is een bevoegdheid van de volksvertegenwoordiging. Om deze reden vindt door het ministerie geen controle plaats op uitvoering van de verplichting nevenfuncties en inkomsten daaruit openbaar te maken. Gezien de verantwoordelijkheidsverdeling is er ook geen reden voor inventarisatie door het ministerie van nevenfuncties en/of inkomsten daaruit van gemeentelijke en provinciale bestuurders.

Vraag 3

Vallen nieuwe nevenfuncties van gemeentelijke en provinciale bestuurders die zelf onder het overgangsrecht vallen ook onder dit overgangsrecht? Zo ja, in welke mate hebben deze gemeentelijke en provinciale bestuurders hier sinds april 2010 gebruik van gemaakt om nieuwe nevenfuncties aan te gaan? Is het waar dat bestuurders hun inkomsten van deze nieuwe nevenfuncties niet hoeven te verrekenen met hun bezoldiging?

Antwoord 3

Het overgangsrecht bepaalt of de plicht tot verrekening al dan niet voor betrokken ambtsdrager geldt. Als politieke ambtsdragers op grond van het overgangsrecht niet verrekenplichtig zijn, komen ook na 10 maart 2010 aangenomen nevenfuncties niet voor verrekening in aanmerking. In dat geval worden de inkomsten van deze nieuwe nevenfuncties niet verrekend met hun bezoldiging. Zoals aangegeven bij het antwoord op de eerste twee vragen heb ik geen inzicht in de mate waarin dit soort situaties zich in de praktijk voordoen.

Vraag 4 en 5

Deelt u de mening dat het niet verrekenen van de inkomsten uit nieuwe functies van bestuurders onder het overgangsrecht een lacune in de regelgeving is? Deelt u de mening dat het voor een effectieve regeling wenselijk is dat voor bestuurders onder het overgangsrecht inkomsten uit nieuwe nevenfuncties wel direct verrekend moeten worden met de bezoldiging?

Bent u bereid om de regelgeving zodanig aan te passen dat de inkomsten uit nieuwe functies van bestuurders onder het overgangsrecht wel verrekend moeten worden met hun bezoldiging? Zo ja, op welke termijn bent u van plan te komen met een dergelijke wijzigingsvoorstel? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4 en 5

De invulling van de plicht tot verrekenen en het daarbij passende overgangsrecht is tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer uitvoerig aan de orde geweest. Van een misvatting over de strekking van deze plicht of een lacune in de regelgeving kan naar mijn oordeel dan ook geen sprake zijn.

De gedachte achter het overgangsrecht is de volgende: wie voor een ambt kiest, moet er binnen redelijke grenzen op kunnen vertrouwen dat de voorwaarden en aanspraken niet tijdens de ambtsvervulling worden gewijzigd. Dit was in het kader van de behandeling van de zogenaamde «Dijkstal»-wetgeving ook het door de Tweede Kamer gesteunde uitgangspunt.

Ik zie dan ook geen reden voor aanpassing van de regelgeving. Het is ook hoogst ongebruikelijk dat eerder aanvaard overgangsrecht naderhand wordt aangepast. Dat staat op gespannen voet met de rechtszekerheid voor betrokken personen.

Vraag 6 en 7

Is onder de huidige regelgeving het overgangsrecht in de tijd beperkt? Zo ja, welke termijnen gelden er in dit kader? Zo nee, waarom niet? Is hier sprake van een lacune die het mogelijk maakt dat  bestuurders de inkomsten van hun reeds aangegane nevenfuncties tot lange tijd na inwerkingtreding van de regelgeving niet hoeven te verrekenen met hun bezoldiging? Deelt u de mening dat dit onwenselijk is?

Deelt u de mening dat het voor een effectieve regeling wenselijk is dat het overgangsrecht wel in tijd beperkt wordt zodat  bestuurders de inkomsten van hun reeds aangegane nevenfuncties op een gegeven moment wel moeten gaan verrekenen met hun salaris? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u van plan de huidige regelgeving daartoe aan te passen en met een voorstel te komen?  Aan welke maatregelen denkt u?

Antwoord 6 en 7

Het overgangsrecht is nadrukkelijk begrensd en geldt uitsluitend voor ambtsdragers zolang zij zonder onderbreking functioneren en worden herbenoemd in hetzelfde ambt bij hetzelfde bestuursorgaan. Als wordt vastgesteld dat een politieke ambtsdrager onder het overgangsrecht valt, betekent dit dat voor hem of haar de verrekenplicht niet geldt.

Omgekeerd eindigt het overgangsrecht en gaat de verrekenplicht voor betrokkene gelden als hij of zij een ander politiek ambt of hetzelfde politieke ambt bij een ander bestuursorgaan gaat uitoefenen. In dat geval geldt de verrekenplicht voor alle neveninkomsten ongeacht of betrokkene de betreffende nevenfunctie al eerder vervulde of pas later aanvaardde.

Er is naar mijn mening sprake van een evenwichtige benadering en een beperking in de tijd.

Naar boven