Vragen van het lid Smits (SP) aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over Regionale Opleidingscentra (ROC’s) die in financiële nood zitten (ingezonden 27 september 2010).

Antwoord van minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 17 december 2010).

Vraag 1

Wat is uw reactie op het nieuws dat Regionale Opleidingscentra (ROC’s) de begroting niet rond krijgen?1

Antwoord 1

Ik betreur het dat sommige roc’s hun begroting niet rond kunnen krijgen. Wel is het zo dat instellingen zelf verantwoordelijk zijn voor hun financiële huishouding. Uiteraard volgt de Inspectie van het Onderwijs de financiële situatie van instellingen kritisch. Mocht het zo zijn dat er een instelling boven of onder de signaleringsgrenzen komt, dan zal de Inspectie waar nodig het toezicht intensiveren.

Vraag 2

Is de financiële situatie inderdaad zo ernstig als de MBO Raad stelt? Zo ja, wat is volgens u de oorzaak van de verslechterde financiële situatie van mbo-instellingen?

Antwoord 2

Bij ruim twee derde van de roc’s zijn door de Inspectie van het Onderwijs in 2008 geen risico’s in de financiële continuïteit geconstateerd. De financiële situatie van de bve-sector (roc’s en vakinstellingen) was in 2008 voldoende, maar liep achter op de situatie in 2007. In het Onderwijsverslag 2008/2009 wordt hiervoor een aantal oorzaken gegeven. Op pagina 181 staat het volgende: «Uit nader onderzoek bij negen instellingen blijkt dat ook in deze sector een onvoldoende functionerende planning & control een oorzaak van problemen is, naast hoge uitgaven voor investeringen, stagnerende inkomsten door daling van het aantal deelnemers of het wegvallen van activiteiten zoals de inburgering. Enkele instellingen raakten door de kredietcrisis sneller of sterker in financiële problemen, bijvoorbeeld door terughoudend beleid van banken bij het verstrekken van kredieten».

Vraag 3

Hoeveel locaties moeten volgens de MBO Raad gesloten worden vanwege de financiële problemen? Deelt u de constatering van de MBO Raad dat schoollocaties waarschijnlijk moeten sluiten? Zo ja, kunt u toelichten waarom? Zo nee, waarin zit het verschil van opvatting?

Antwoord 3

Via de media is aan de MBO Raad gevraagd welke maatregelen mogelijk genomen zouden moeten worden indien instellingen op basis van hun slechte financiële prestaties zouden moeten reorganiseren of afslanken. De MBO Raad heeft aangegeven dat één van de opties het sluiten van schoollocaties is. Het sluiten van locaties is een keuze van de instelling en kan dus aan de orde zijn bij bijvoorbeeld teruglopende leerlingaantallen.

Vraag 4

Hoeveel scholen zijn volgens u financieel ongezond te noemen?

Antwoord 4

De Inspectie van het Onderwijs hanteert voor de beoordeling van de gezondheid van het onderwijsveld risicoprofielen voor onderwijsinstellingen. Deze worden ingedeeld naar overschrijdingen van signaleringsgrenzen van drie financiële kengetallen; solvabiliteit, rentabiliteit en liquiditeit. Zoals in het Onderwijsverslag 2008/2009 is gerapporteerd, heeft de inspectie op basis van signalen in 2009 en de jaarrekeningen 2008 13 instellingen in het BVE in 2009 intensiever gevolgd. Bij deze instellingen zijn de financiële risico’s relatief groot ten opzichte van de andere 57 mbo-instellingen.

Vraag 5

Deelt u de analyse van PriceWaterhouseCoopers dat het aantal mbo-instellingen dat financieel structureel ongezond is te noemen, is gestegen in 2008 naar aanleiding van de kosten rondom de reorganisaties van de effecten van de privatisering van de educatiecontracten in 2007?2

Antwoord 5

Deze analyse deel ik niet. In het Onderwijsverslag 2008/2009 zijn – voor wat betreft de 13 intensiever gevolgde instellingen – verschillende oorzaken aangegeven. Er zijn overigens ook vele mbo-instellingen die in het geheel geen educatie activiteiten verrichten.

Vraag 6

Bij welk ROC wordt 10,5 procent van het kostenaandeel personele kosten uitgegeven aan directie/management? Hoeveel geeft dit ROC uit aan indirect onderwijsondersteunend personeel? Bij welk ROC wordt 21,8 procent van het kostenaandeel personele kosten uitgegeven aan indirect onderwijsondersteunend personeel? Hoeveel geeft dit ROC uit aan directie/management?

Antwoord 6

De gegevens uit vraag 6 zijn afkomstig uit de vierde benchmark van de MBO Raad. Dit is een eigen instrument van de sector met als doel de instellingen onderling met elkaar te kunnen vergelijken om zo de transparantie en het lerend vermogen in de sector te vergroten.

Uit navraag bij de MBO Raad is gebleken dat het percentage van 10,5 procent (over 2008) slaat op het roc Kop van Noord-Holland. Uit nader onderzoek blijkt echter dat dit hoge percentage is gebaseerd op een onjuist gehanteerde definitie van personele kosten voor directie/management door dit roc. Na correctie en op basis van cijfers over 2009 komt de MBO Raad op een realistischer percentage van 2,6%. Dit percentage is meer in lijn met het aandeel personele kosten voor directie/management voor dit roc in de tweede en de derde benchmark. Deze waren achtereenvolgens 4,1% en 3,6%. Ook het hoge percentage van 21,8 procent bij het SVO (Slagers Vakopleiding) wordt veroorzaakt door een foutieve interpretatie van deze instelling van het kostenaandeel indirect onderwijsondersteunend personeel. Als gevolg hiervan is een onjuiste verdeling van personeelskosten en overige kosten doorgegeven.


XNoot
1

Dagblad de Limburger, MBO-scholen in rode cijfers, 15 september 2010.

XNoot
2

Vierde benchmark middelbaar beroepsonderwijs (MBO-Raad).

Naar boven