Vragen van het lid Dibi (GroenLinks) aan de minister van Veiligheid en Justitie over de inperking van het advocatengeheim (ingezonden 22 oktober 2010).

Antwoord van staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie), mede namens de minister van Financiën (ontvangen 16 december 2010) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 447.

Vraag 1, 6

Is het bericht waar dat u gesprekken voert met de Nederlandse Orde van Advocaten om de wettelijke geheimhoudingsplicht van advocaten te beperken?1 Heeft u daadwerkelijk voorgesteld om uw departementale Bureau Financieel Toezicht (BFT) toe te staan om advocatendossiers te onderzoeken in geval hun cliënten verdacht worden van witwassen, fraude of andere criminele activiteiten?

Bent u bereid af te zien van invoering van deze voorgestelde bevoegdheid en in goed onderling overleg te onderzoeken op welke wijze betrokkenheid van advocaten bij delicten bestreden kan worden, zonder dat essentiële rechtswaarborgen in de strafrechtspleging geschonden hoeven te worden?

Antwoord 1, 6

Het doel van de gesprekken met de Nederlandse Orde van Advocaten (hierna: de Orde) is niet de inperking van de geheimhoudingsplicht, maar het komen tot een, aan de eisen van de huidige tijd beantwoordend stelsel van toezicht op advocaten, dat zich kenmerkt door volledigheid, transparantie, onafhankelijkheid en effectiviteit. In het kader van deze gesprekken wordt vanzelfsprekend ook gesproken over de bevoegdheden die een toezichthouder zal moeten hebben om zijn taak goed te kunnen uitoefenen.

Er zijn nog geen definitieve besluiten genomen over de nieuwe inrichting van het toezicht. In de brief van de toenmalige Minister van Justitie van 5 maart 2010 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2009–2010, 32 123 VI, nr. 87) zijn verschillende uitgangspunten genoemd waarlangs het nieuwe toezicht vormgegeven dient te worden.

Voor het tweede deel van vraag 1 verwijs ik voorts naar het antwoord op vraag 2.

Vraag 2

Is het waar dat BFT weliswaar onderdeel is van uw departement, maar de facto een onderdeel van het Openbaar Ministerie vormt? Deelt u de mening dat dit een onduldbare inbreuk zou opleveren in de procespositie van verdachten?

Antwoord 2

Nee, het BFT is een zelfstandig bestuursorgaan waarvan de positie is geregeld in de Wet op het notarisambt. Het is een toezichthoudend orgaan met zelfstandige wettelijke taken en bevoegdheden. Het maakt derhalve geen onderdeel uit van het ministerie van Veiligheid en Justitie of enig ander ministerie. Het BFT maakt ook geen deel uit van het Openbaar Ministerie.

Vraag 3

Deelt u de mening dat uw voorstel een inbreuk vormt op het door het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) toegekende recht op vertrouwelijke omgang met een advocaat? Zo ja, voldoet uw voorstel naar huidige wet- en regelgeving aan de door het EVRM geformuleerde rechtswaarborgen voor het recht op rechtsbijstand? Kunt u precies aangeven hoe dit voorstel zich tot de bepalingen en de jurisprudentie van het EVRM en het EHRM verhoudt?

Antwoord 3

Van een voorstel als in de vragen wordt genoemd is geen sprake. Zie hieromtrent het antwoord op de vragen 1 en 6. Bij deze besluitvorming wordt vanzelfsprekend ook de vereiste conformiteit aan het EVRM in ogenschouw genomen.

Vraag 4, 5

Waaruit blijkt precies dat advocaten te weinig doen om witwassen tegen te gaan? Waaruit bestaan precies de aanwijzingen dat verdachten van financieel-economische criminaliteit delicten begaan door tussenkomst van advocaten?

Hoeveel advocaten zijn het afgelopen jaar actief als raadsman betrokken geweest bij financieel-economische delicten? Hoeveel advocaten hebben zich daadwerkelijk zelf ingelaten met financieel-economische delicten? Op welke wijze zou deze betrokkenheid uit de dossierstukken van advocaten kunnen blijken?

Antwoord 4, 5

Wettelijk geregelde juridische beroepen kunnen kwetsbaar zijn om te worden misbruikt voor criminele doeleinden van financieel-economische aard. In oktober 2008 concludeerde de parlementaire werkgroep die zich bezighield met het onderwerp verwevenheid tussen onderwereld en bovenwereld dat het risico bestaat dat de advocatuur betrokken wordt bij criminele activiteiten.2 Ook internationaal wordt op deze risico’s gewezen.3 In welke mate dit gebeurt, is niet bekend. Wel is bekend dat advocaten weinig ongebruikelijke of verdachte transacties melden.4


XNoot
1

Het Financieele Dagblad, 21 oktober 2010: «Advocatengeheim in gevaar om witwasbestrijding».

XNoot
2

Verwevenheid van de Bovenwereld met de Onderwereld,Rapport van de parlementaire werkgroep verwevenheid onderwereld/bovenwereld, oktober 2008.

XNoot
3

Hierop wordt gewezen door o.a. de Financial Action Task Force (FATF), een internationale organisatie die zich richt op de bestrijding van witwassen en de financiering van terrorisme en waar Nederland lid van is.

Zie o.m. RBA Guidance for Legal Professionals, Financial Action Task Force, 23 oktober 2008.

XNoot
4

In het jaaroverzicht van de Financial Intelligence Unit-Nederland (FIU), de instantie waaraan moet worden gemeld, staat vermeld dat advocaten in 2009 22 ongebruikelijke transacties hebben gemeld. Hiervan zijn 7 als verdacht doorgemeld.

Naar boven