Vragen van het lid
Gesthuizen
(SP) aan de minister van Veiligheid en Justitie over de opstartproblemen van het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen
(ingezonden 11 november 2010).
Antwoord van staatssecretaris
Teeven
(Veiligheid en Justitie) (ontvangen 3 december 2010).
Vraag 1
Wat is uw reactie op de kritiek van deskundigen op het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen?1
Antwoord 1
De in de uitzending van Nieuwsuur (9 november 2010) geuite kritiek dat de toelatingseisen voor gerechtelijke deskundigen tot
het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen (NRGD) te laag zijn en daardoor het kaf niet van het koren wordt gescheiden,
herken ik niet en acht ik prematuur.
Het College gerechtelijk deskundigen (het College) toetst deskundigen die zich willen laten registreren in het NRGD aan vastgestelde
kwaliteitsnormen en herhaalt deze toetsing elke vier jaren aan de hand van de dan geldende normen. Het College beslist over
toelating tot het register en heeft ook de bevoegdheid een registratie te schrappen als een deskundige niet meer voldoet aan
de normen.
Het College maakt gebruik van onafhankelijke normstellingadviescommissies die adviseren over de normenkaders en toetsingwijzen.
Uitgangspunt is dat deskundigen op forensisch vakinhoudelijk gebied dienen te voldoen aan kwaliteitseisen die in lijn zijn
met de in het veld heersende normen. Bij het opstellen van normen is actieve participatie van en acceptatie door het veld
dan ook van groot belang. De normstellingadviescommissies zijn om die reden breed samengesteld met onder meer ervaren, representatieve
(binnen -en soms ook buitenlandse) vakdeskundigen en een jurist. Préadviezen worden ter openbare consultatie gepubliceerd
op de website van het NRGD. De consultatiefase van bijvoorbeeld het préadvies voor Forensische Psychologie, Psychiatrie en
Orthopedagogiek (FPPO) heeft ertoe geleid dat de toetsingswijze voor FPPO is uitgebreid met een mondelinge toets als na de
schriftelijke beoordeling onduidelijkheid bestaat over de deskundigheid van de aanvrager.
Ik ben van mening dat de toelatingseisen op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en dat, nu het toetsen in volle gang
is, nog niet gesteld kan worden dat het kaf niet van het koren wordt gescheiden. De normen op de gebieden waarvoor registratie
heeft plaatsgevonden worden bovendien doorontwikkeld om stapsgewijs de kwaliteit van de deskundigeninbreng in de rechtspleging
op een hoger peil te brengen.
Vraag 2
Hoeveel deskundigen zijn sinds de start van het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen in het register opgenomen en
in welke disciplines?
Antwoord 2
Ik verwijs naar het antwoord op de schriftelijke vraag nummer 98 die de Vaste Commissie voor Justitie stelde ten aanzien van
de Justitiebegroting voor het jaar 2011 (TK, 2010–2011, 32 500 VI, nr. 11). Per 12 november 2010 hebben zich 4 handschriftdeskundigen aangemeld. Voor DNA-analyse en -interpretatie zijn 16 aanvragen
ontvangen en voor FPPO 151 aanvragen. Het aantal deskundigen op het gebied van FPPO bedraagt ongeveer 650. Vanwege dit grote
aantal is het land verdeeld in vier cohorten en is gestart met openstelling van het register voor het cohort Den Haag. In
december 2010 worden de door het College toegelaten deskundigen gelijktijdig gepubliceerd.
Vraag 3
Wat zijn de ervaringen met de aanstelling die nog steeds moet plaatsvinden via de rechter-commissaris en om hoeveel gevallen
gaat het in 2010?
Antwoord 3
Gezien het antwoord op vraag 2 is de wijze van benoemen van deskundigen in de praktijk nog niet veranderd. De meeste benoemingen
in 2010 hebben plaatsgevonden door tussenkomst van de rechter-commissaris. Dit is alleen niet vereist voor de gevallen waarin
specifieke op de wet gebaseerde uitvoeringsregelingen (zoals DNA-onderzoek en alcoholonderzoek) moeten worden toegepast.
Het aantal deskundigenbenoemingen wordt niet centraal geregistreerd. Op basis van een grove inventarisatie bij de gerechten
verwacht de Raad voor de Rechtspraak een aantal van 15 000 tot 20 000 benoemingen in 2010. Het aandeel DNA en FPPO-deskundigen
is het grootst. Op het moment dat gerechtelijk deskundigen voor deze gebieden zijn geregistreerd, kan de officier van justitie
benoemen. Tot die tijd zijn er werkafspraken gemaakt met het Nederlands Forensisch Instituut en het Nederlands Instituut voor
Forensische Psychiatrie en Psychologie, waardoor de voortgang zo min mogelijk belemmerd wordt. Verder zijn er aparte werkafspraken
gemaakt voor spoedonderzoeken zoals gerechtelijke secties.
Vraag 4
Bent u bereid op korte termijn de voortgang bij het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen te beoordelen en waar noodzakelijk
met aanvullende maatregelen te komen? Zo nee, waarom? Zo ja, op welke termijn?
Antwoord 4
Aan het hoofd van het NRGD staat het College. De eigen verantwoordelijkheid van het College, dat onafhankelijk als zelfstandig
bestuursorgaan functioneert, staat voorop. Het beheersen van het risico van een te beperkt aantal deskundigen en/of een te
beperkte variëteit aan deskundigen is in beginsel een vast agendapunt voor het College. Het College monitort de voortgang
in het registratieproces dan ook voortdurend.
Dit neemt niet weg dat ook ik eraan hecht dat het NRGD nu snel gevuld wordt. Ook vanuit mijn Ministerie wordt het registratieproces
daarom al nauwlettend gevolgd en worden waar nodig impulsen gegeven om het verloop van dit proces te bevorderen.
XNoot
1 Nieuwsuur, «Hoe betrouwbaar zijn getuigen-deskundigen?», 9 november 2010.