Vragen van het lid Jansen (SP) aan de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over de vergunningplicht voor zonnecollectoren en zonnepanelen (ingezonden 7 mei 2010).

Antwoord van minister Van Middelkoop (Wonen, Wijken en Integratie) (ontvangen 29 september 2010) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 2579.

Vraag 1

Moeten gemeenten – net als voor alle andere welstandseisen – uitgangspunten voor de beoordeling van aanvragen voor de plaatsing van zonnepanelen op of in een gevel formuleren in een (aanhangsel van de) Welstandsnota?1

Antwoord 1

Nee, dat is niet het geval. Alleen indien een gemeenteraad redelijke eisen van welstand wil laten gelden, dienen voor de beoordeling of bouwwerken aan deze eisen voldoende criteria te zijn opgenomen in een welstandsnota. Deze criteria moeten ingevolge het derde lid van artikel 12a van de Woningwet zoveel mogelijk zijn toegesneden op de onderscheidene categorieën bouwwerken en standplaatsen. De bedoeling daarvan is dat de criteria zoveel mogelijk per type bouwwerk concreet aangeven wanneer aan redelijke eisen van welstand wordt voldaan. Er bestaat evenwel geen expliciete eis tot het opnemen van specifieke op zonnepanelen of -collectoren toegesneden welstandscriteria.

Vraag 2

Zo ja,

  • bent u bereid om een handreiking voor gemeenten op te stellen die zij kunnen gebruiken als basis voor hun lokale welstandseisen voor de plaatsing van zonnepanelen op of in gevels?

  • deelt u de mening dat, voor plannen die voldoen aan de in de Welstandsnota geformuleerde eisen, volstaan zou kunnen worden met een meldingsplicht?

  • deelt u de mening dat – na een redelijke overgangstermijn waarin gemeenten de kans krijgen om welstandseisen te formuleren – voor gemeenten die geen eisen geformuleerd hebben de bouwvergunning direct na aanvraag kosteloos en van rechtswege verstrekt dient te worden? Zo nee, waarom niet?

Op welke termijn gaat u het Besluit omgevingsrecht en eventuele andere relevante regelgeving in bovenbedoelde zin aanpassen?

Antwoord 2

Welstandsbeleid is bij uitstek gemeentelijk beleid. Bij de introductie van de welstandsnota als instrument om het welstandstoezicht meer voorspelbaar te maken en te democratiseren en objectiveren, is van de zijde van het ministerie van VROM samen met de VNG voorzien in een handreiking voor het opstellen van welstandsnota’s. Ik ben van mening dat een specifieke handreiking voor het stellen van welstandscriteria voor zonnepanelen hierbij geen meerwaarde heeft. De vraag of en zo ja welke redelijke eisen van welstand aan het uiterlijk van bouwwerken worden gesteld, is een zaak voor de gemeenteraad en moet dat ook blijven.

Zonnepanelen en -collectoren op daken van gebouwen zouden naar mijn mening zoveel mogelijk zonder vergunning geplaatst moeten kunnen worden. Panelen en collectoren die niet op een dak maar meer in het zicht (aan een gevel) worden geplaatst hebben echter een grotere impact op de ruimtelijke kwaliteit. Daarom worden deze bouwwerken aan een preventieve toetsing onderworpen: de vergunning. Binnen het systeem van een meldingplicht is preventieve toetsing niet mogelijk.

Voor een vergunning van rechtswege die zou moeten ontstaan direct na het moment van indiening van een aanvraag zie ik geen mogelijkheid. Bij een aanvraag om vergunning voor een bouwwerk wordt niet alleen getoetst aan de welstandsnota, maar ook aan de ruimtelijke eisen en de eisen uit het Bouwbesluit 2003. Alleen als de wettelijke beslistermijn is overschreden zal onder de Woningwet en straks ook onder de Wabo een vergunning van rechtswege kunnen ontstaan.

Gezien het bovenstaande zie ik geen aanleiding tot wijziging van de betrokken wetgeving.

Vraag 3

Zo nee, kunt u motiveren waarom gemeenten initiatieven mogen frustreren die een bijdrage leveren aan de realisatie van de kabinetsdoelstellingen in het kader van Schoon en Zuinig?

Antwoord 3

Er is hier naar mijn mening geen sprake van het frustreren van initiatieven maar van het reguleren van de bouwplannen op basis van de door de gemeenteraad vastgestelde welstandsnota, het bestemmingsplan en de landelijke bouwregelgeving.

Deze regulering vloeit thans voort uit de Woningwet en per 1 oktober uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Bij ingediende aanvragen om vergunning voor een bouwwerk moet door gemeenten beoordeeld worden of het bouwwerk onder meer voldoet aan het Bouwbesluit, de bouwverordening, het bestemmingsplan en redelijke eisen van welstand. Daar kunnen ook beperkingen uit voortvloeien voor de plaatsing van zonnepanelen en -collectoren.

Vraag 4

Hoe verhoudt het voorschrift dat de plaatsing van zonnepanelen of zonnecollectoren bouwvergunningplichtig is, indien er door de installatie (ook) energie aan derden wordt geleverd, zich tot de reikwijdte van het Bouwbesluit (in casu het stellen van eisen op het gebied van gezondheid, veiligheid en duurzaamheid)? Waarom is er niet gekozen voor een plafond dat beter aansluit bij de aard van het Bouwbesluit, zoals een maximale oppervlakte in m2, gerelateerd aan de omvang van het gebouw dan wel de oppervlakte van het perceel?

Antwoord 4

De voorschriften voor het zonder omgevingsvergunning kunnen plaatsen worden met de inwerkingtreding van de Wabo en het Besluit omgevingsrecht zodanig aangepast dat er geen afhankelijkheid meer bestaat tussen levering van energie aan derden en de vergunningplicht. De oppervlakte van zonder vergunning te plaatsen zonnepanelen of -collectoren wordt in de nieuwe regeling in Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht alleen nog beperkt door de afmetingen van het dak waarop deze worden geplaatst.

Vraag 5

Waarom is voor zonnepanelen of zonnecollectoren die niet op of aan een bouwwerk geplaatst zijn te allen tijde een reguliere (=dure, tijdrovende) bouwvergunning nodig? Deelt u de mening dat het niet erg logisch is als je voor tien zonnepanelen achter in de tuin, die 60 centimeter boven het maaiveld uitsteken een volledige bouwvergunning nodig hebt, terwijl bijvoorbeeld een aanbouw met een diepte van 2,5 meter en een hoogte van 4 meter over de volle breedte van de woning aan de achterzijde vergunningvrij is en voor een aanbouw met een diepte van hoogstens 5 meter volstaan kan worden met een lichte bouwvergunning? Zo ja, wat gaat u daaraan doen?

Antwoord 5

Nee, die mening deel ik niet. Bij het opstellen van de voorschriften voor vergunningsvrij bouwen in 2002 is er voor gekozen om zonnepanelen en -collectoren alleen zonder bouwvergunning toe te staan indien deze op een gebouw geplaatst worden. Dit met het oog op het kunnen beschermen van ruimtelijke kwaliteit en verrommeling te kunnen tegengaan. Bij het herzien van de voorschriften in het kader van het Besluit omgevingsrecht heb ik geen aanleiding gezien om dit uitgangspunt te herzien. Het stellen van generieke randvoorwaarden voor een aanvaardbare architectonische en ruimtelijke inpassing van plaatsing van zonnepanelen op open terreinen is naar mijn mening niet goed mogelijk. Derhalve blijft de vergunningvrije plaatsing van zonnepanelen gekoppeld aan plaatsing op het dak van een gebouw. Dit mag echter ook een bijgebouw zijn. Plaatsing van panelen op andere plaatsen is zeer wel denkbaar, maar wordt in het kader van de omgevingsvergunning aan de lokale planologische- en welstandseisen getoetst.

In de Wabo, waar de regeling vergunningvrij bouwen deel van uitmaakt, is na 5 jaar een evaluatie voorzien. Eventuele problemen op dit punt zullen bij die evaluatie naar voren komen.

Vraag 6

Waarom mogen niet-vergunningplichtige zonnecollectoren op een plat dak een hellingshoek van ten hoogste 35 graden hebben, als dezelfde collectoren, geplaatst in een hellend dak, alle hellingshoeken mogen hebben (ze moeten immers in het dakvlak liggen en daaraan worden geen eisen gesteld)? Als de ratio ontbreekt, wat gaat u daaraan doen?

Antwoord 6

Artikel 2, onderdeel 6, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht bevat de voorschriften voor het zonder omgevingsvergunning mogen plaatsen van een zonnepaneel of -collector. Bij plaatsing op een plat dak is de enige beperking dat de afstand tot de zijkanten van het dak minstens gelijk is aan de hoogte van de collector of het paneel. Er is hierbij geen beperking als het gaat om de hellingshoek, deze wordt met de inwerkingtreding van het Besluit omgevingsrecht geschrapt als voorwaarde.

Vraag 7

Wanneer verschijnt de herziene versie van het bouwinformatieblad «Zonnecollectoren en Zonnepanelen; wanneer bouwvergunningsvrij, wanneer een bouwvergunning nodig?»2

Antwoord 7

Bij de introductie van het Besluit bouwvergunningsvrije en licht bouwvergunningplichte bouwwerken in 2003 is voor een aantal veelvoorkomende bouwwerken een brochure opgesteld met een toelichting op de voorwaarden voor vergunningvrij bouwen en de procedure indien wel een vergunning nodig is. Deze brochures zijn geactualiseerd aan de wetgeving zoals die geldt per 1 oktober 2010 en sinds juli 2010 beschikbaar op de website van het ministerie van VROM.

Vraag 8

Is het waar dat voor het plaatsen van zonnepanelen of zonnecollectoren, indien deze niet alleen/onder alle omstandigheden energie voor eigen gebruik opwekken, in de meeste gevallen een bestemmingswijziging nodig is, omdat dit voor bestemmingen als woningbouw, of agrarische bestemming meestal strijdig is met de bestemmingsplanvoorschriften? Zo ja, ziet u mogelijkheden om een generieke vrijstelling van bestemmingswijziging te geven voor installaties die weliswaar energie aan het net leveren maar overigens voldoen aan door u te stellen randvoorwaarden (bijvoorbeeld maximale omvang, zie vraag 4) Zo nee, kunt u uiteenzetten voor welke situaties een bestemmingswijziging noodzakelijk is?

Antwoord 8

Nee, dit is naar mijn mening niet juist. Zoals in het antwoord op vraag 4 al is aangegeven zal met de regeling voor vergunningsvrij bouwen onder de Wabo de vereiste vervallen dat een zonnepaneel slechts zonder vergunning geplaatst kan worden indien deze tot doel heeft om een bouwwerk op het zelfde perceel van stroom of warmte te voorzien. Het terugleveren van stroom aan het net is dus geen beperking meer om zonder omgevingvergunning zonnepanelen- en collectoren te kunnen plaatsen. In dergelijke gevallen is een vrijstelling van het bestemmingsplan dus niet aan de orde.

Mocht er voor zonnepanelen en -collectoren wel een omgevingsvergunning voor het bouwen nodig zijn, dan zal er onder meer getoetst worden aan het bestemmingsplan. Zolang de oppervlakte aan zonnepanelen of -collectoren binnen proporties en primair voor eigen gebruik blijft, lijkt mij dat er vanuit het oogmerk van de planologische gebruiksregeling geen belemmeringen zullen ontstaan. Concreet bedoel ik daarmee dat in de situatie dat zonnepanelen en -collectoren die zijn geplaatst op of bij een woning zullen passen binnen een bestemming woondoeleinden, ook in het geval er incidentele energielevering aan het net plaatsvindt.

Dit zal anders zijn indien de oppervlakte aan zonnepanelen of -collectoren een zodanige omvang neemt dat er sprake is van bedrijfsmatig karakter met als primaire doel van energielevering aan het net. In die gevallen zouden dergelijke panelen of -collectoren in strijd geacht kunnen worden met een gebruikelijke bestemming woondoeleinden. Met een omgevingsvergunning zou in die gevallen overigens wel een afwijking van het bestemmingsplan toegestaan kunnen worden.


XNoot
1

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010. nr. 2304.

XNoot
2

Ministerie van VROM, «Zonnecollectoren en zonnepanelen»

www.vrom.nl/.../publicaties/wonen23280.pdf&dn=3026&b=vrom

Naar boven