Vragen van het lid Koopmans (CDA) aan de ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Verkeer en Waterstaat over de besluitvorming over de Buitenring Parkstad (ingezonden 24 augustus 2010).

Antwoord van minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus (Infrastructuur en Milieu) (ontvangen 1 december 2010).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van de bezwaren die de VROM-Inspectie heeft ingediend tegen de besluitvorming over de Buitenring Parkstad?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Heeft u vooraf ingestemd met deze bezwaren?

Antwoord 2

Een expliciete instemming vooraf mijnerzijds met de zienswijze is niet aan de orde gezien de zelfstandige positie van de VROM-Inspectie in de Wro.

Vraag 3

Heeft de VROM-Inspectie kennisgenomen van het feit dat de minister van Verkeer en Waterstaat via zijn begroting bijdraagt aan de realisering van de buitenring?

Antwoord 3

Ja. De buitenring Parkstad is een regionaal project met regionale financiering. De buitenring Parkstad wordt ter hoogte van Nuth aangesloten op de A76. Deze aansluiting is onderdeel van de A76 en behoort als zodanig tot het Rijkswegennet en niet tot het regionale wegennet (de buitenring zelf). De V&W-bijdrage maakt een aantakking tussen de BPL en de A76 mogelijk en is om die reden ook opgenomen in het MIRT projectenboek. Tevens zijn deze kosten gemeld in de brief die naar aanleiding van de laatste ronde MIRT- gesprekken aan de Tweede Kamer is gestuurd.

Vraag 4

Wat is het nut en de noodzaak van de bezwaren van de VROM-Inspectie, terwijl het Rijk al een standpunt heeft? Of bestaan er nu twee rijksstandpunten?

Antwoord 4

Er bestaan geen twee rijksstandpunten. Buitenring Parkstad Limburg is een regionaal project. Het Rijk subsidieert het project en ondersteunt daarmee de realisering. De VROM-Inspectie heeft op het voorontwerp-inpassingsplan aangegeven dat diverse nationale ruimtelijke belangen overeenkomstig de Wro in dat voorontwerpplan onvoldoende geborgd waren. In het ontwerpplan bleek deze reactie onvoldoende verwerkt. Dit is de reden voor de zienswijze van de VROM-Inspectie mede namens het ministerie van LNV. Zie mijn antwoorden op de vragen 2 en 3.

Vraag 5

Wat is de democratische legitimatie van het standpunt van de VROM-Inspectie?

Antwoord 5

De VROM-Inspectie werkt onder mijn verantwoordelijkheid. In haar brief «Realisatie Nationaal Ruimtelijk Beleid» van 6 juni 2008 aan de Tweede Kamer (Kamerstuk 31 500 nr. 1) heeft mijn ambtsvoorganger aangegeven dat de VROM-Inspectie alert zal zijn op bedoelde en onbedoelde doorkruising van de in de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid opgenomen nationale ruimtelijke belangen en dat een officiële zienswijze kan en zal worden ingebracht als een ontwerpplan strijdig is met de rijkskaders. Zie ook mijn antwoord op vraag 4.

Vraag 6

Wilt u ervoor zorgen dat er nog maar één rijksstandpunt is, dat inhoudt dat er snel een buitenring moet komen?

Antwoord 6

Zie mijn antwoord op vraag 4.

Vraag 7

Deelt u de mening dat de door de VROM-Inspectie ingediende brief in strijd is met de letter en de geest van de Crisis- en herstelwet?

Antwoord 7

Nee. Ook plannen die onder de Crisis- en herstelwet zijn of worden ontwikkeld moeten voldoen aan de normaal geldende wettelijke criteria overeenkomstig de Wro en de nationale ruimtelijke belangen moeten goed zijn geborgd. Met de zienswijze wordt tevens beoogd dat het plan op deze punten beter wordt onderbouwd en dat daardoor ook het procesrisico wordt verminderd.

Naar boven