Vragen van het lid Dibi (GroenLinks) voor de minister voor Wonen, Wijken en Integratie over het bericht dat gemeenten uit de losse pols strooien met religieuze subsidies (ingezonden 27 september 2010).

Antwoord van minister Donner (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen 1 december 2010) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 359.

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht dat driekwart van de gemeenten geen specifiek beleid heeft voor subsidies aan religieuze organisaties?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2, 3

Deelt u de conclusie van Forum (multicultureel instituut voor multiculturele vraagstukken) dat subsidies aan religieuze instellingen worden uitgekeerd op basis van «natte vingerwerk»? Zo ja, wat heeft u eraan gedaan om dat te voorkomen of wat bent u van plan hieraan te doen? Zo nee, waarom niet?

Deelt u de mening dat nu de economische situatie ongunstig is, het des te belangrijker is dat de (lokale)overheid bewust met haar budget omspringt? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3

Ik ben van mening dat het altijd belangrijk is dat de (lokale) overheid bewust met haar budget omspringt, niet uitsluitend in het huidige economische klimaat.

Vraag 4

Deelt u de mening dat dit willekeurige subsidiebeleid indruist tegen het principe van scheiding van kerk en staat? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke rol ziet u voor uzelf weggelegd in de naleving van de scheiding van kerk en staat door gemeenten?

Antwoord 2, 4

Alvorens deze vragen te beantwoorden stel ik voorop dat het verlenen van subsidies aan religieuze instellingen voor maatschappelijke doelen niet in strijd hoeft te zijn met het beginsel van scheiding tussen kerk en staat. Dit laat onverlet dat het verlenen van subsidies niet willekeurig moet geschieden.

Uit het onderzoek van Forum blijkt dat bij de geënquêteerde gemeenten niet altijd even duidelijk is vastgelegd hoe moet worden omgegaan met subsidieaanvragen van organisaties met godsdienstige of levensbeschouwelijke grondslag.

Voor zover het aanwijzingen mijnerzijds aangaat richting gemeenten, past mij bescheidenheid. In principe zijn decentrale overheden vrij om – binnen de grenzen van de wet – zelf hun subsidiebeleid te bepalen.

Met betrekking tot de rol die ik voor mijzelf zie weggelegd inzake de naleving van het principe van scheiding tussen kerk en staat, wil ik het volgende opmerken.

De rijksoverheid heeft ter ondersteuning van gemeenten aangegeven binnen welk kader gemeenten uitvoering kunnen geven aan het door hun beoogde beleid. Hiertoe is, in samenwerking met de VNG, het «Tweeluik religie en publiek domein» ontwikkeld.2 Het Tweeluik geeft een uiteenzetting van het geldende juridisch kader alsmede door gemeenten aangedragen casusvoorbeelden en biedt als zodanig handvatten voor gemeenten om te kunnen bepalen of het toekennen van een subsidie aan een organisatie met een godsdienstige of levensbeschouwelijke grondslag al dan niet indruist tegen het beginsel van de scheiding tussen kerk en staat.

Forum heeft aangegeven dat er met verschillende geïnteresseerde gemeenten gesprekken zullen worden gevoerd over de uitkomsten van het onderzoek. Dit gebeurt op initiatief van Forum. Ik zal in overleg met de VNG en andere betrokken partijen bezien of, en zo ja welke, mogelijkheden er zijn om gemeenten aanvullende ondersteuning te bieden bij een heldere en consistente uitvoering van het subsidiebeleid ten aanzien van levensbeschouwelijke organisaties. Daarbij zullen ook de resultaten van het onderzoek van Forum worden betrokken.


XNoot
1

Joop.nl, «Gemeenten strooien uit de losse pols met «religieuze subsidies»», 23 september 2010.

XNoot
2

Samengesteld door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het Instituut voor Publiek en Politiek; maart 2009.

Naar boven