Vraag 3
Deelt u de mening dat mensen met een strafblad in beginsel op gelijke voet in staat zouden moeten zijn om een verzekering
af te sluiten, tenzij de bijzondere aard van de begane strafbare feiten zich daartegen verzet? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Ik deel de mening dat mensen met een strafblad in beginsel op gelijke voet als mensen zonder strafblad in staat zouden moeten
zijn om een verzekering af te sluiten. Wel moet hierbij onderscheid gemaakt worden naar de aard van de verzekering. Zo geldt
er vanwege het fundamentele karakter van een ziektekostenverzekering een wettelijke acceptatieplicht ten aanzien van het basispakket.
Een strafblad speelt in dit geval geen rol.
De verzekeraar moet in staat zijn een hem aangeboden risico op de verzekerbaarheid te beoordelen. Daarom rust op de verzekeringnemer
een wettelijke mededelingsplicht (artikel 928 van Boek 7 Burgerlijk Wetboek (BW)). De verzekeringnemer is verplicht vóór het
sluiten van de overeenkomst aan de verzekeraar alle feiten mede te delen die hij kent of behoort te kennen, en waarvan, naar
hij weet of behoort te begrijpen, de beslissing van de verzekeraar afhangt of, en zo ja, op welke voorwaarden, hij de verzekering
wil sluiten.
Omtrent zijn strafrechtelijke verleden is de verzekeringnemer slechts verplicht feiten mede te delen voor zover zij zijn voorgevallen
binnen de acht jaren die aan het sluiten van de verzekering vooraf zijn gegaan en voor zover de verzekeraar omtrent het verleden
uitdrukkelijk een vraag heeft gesteld.
Dat verzekeraars bij het afsluiten van verzekeringen informeren naar een eventueel strafrechtelijk verleden is ook gebaseerd
op zorgen die bij verzekeraars leven over de verenigbaarheid van die dienstverlening met de op hen rustende verplichtingen
op het terrein van de integere uitoefening van hun bedrijf (artikel 3:10, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht:
Wft). Deze verplichtingen houden onder meer in dat een verzekeraar dient te beschikken over procedures en maatregelen die
erop zijn gericht om de identiteit van een cliënt te verifiëren en om cliënten, producten of diensten op risico's te classificeren.
Bij het classificeren van deze risico’s is het voor een verzekeraar essentieel om te weten of iemand eerder veroordeeld is
voor verzekeringsfraude. Verder speelt een dergelijke risicoanalyse alleen een rol voor zover het een verzekering betreft
die betrekking heeft op het misdrijf dat is begaan. Als voorbeeld de ontzegging van de rijbevoegdheid; dat is slechts relevant
voor een autoverzekering, maar niet voor een reis- of inboedelpolis. Mede door dit soort afwegingen zal het aantal mensen
met een strafblad dat problemen ervaart bij het afsluiten van een verzekering in de praktijk laag zijn.
Vraag 4
Bent u bereid om maatregelen te treffen waardoor een strafblad er in beginsel niet langer aan in de weg staat om op gelijke
voet verzekeringen aan te gaan? Zo ja, welke maatregelen stelt u zich hierbij voor? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Ik ben geen voorstander van het nemen van op artikel 7:928 lid 5 BW aanvullende wettelijke maatregelen. Een verzekeraar moet
tegen misbruik kunnen optreden en op basis van eerdergenoemde risicoanalyse een individuele afweging kunnen maken of hij een
cliënt al dan niet een verzekering wil aanbieden; in veel gevallen is toegang tot een verzekering geen absoluut recht.