Vragen van de leden
Ormel
en
Çörüz
(beiden CDA) aan de minister van Buitenlandse Zaken over de ten doodveroordeling van ten Sri Lankaanse huishoudster in Saoedi-Arabië
(ingezonden 1 november 2010).
Antwoord van minister
Rosenthal
(Buitenlandse Zaken) (ontvangen 19 november 2010).
Vraag 1
Is het waar dat de doodstraf in de zaak van Rizana Nafeek, waar ook op 14 september 2010 schriftelijke vragen over werden
gesteld1, is bevestigd?2
Vraag 2
Kunt u aangeven welke ontwikkelingen hebben geleid tot deze uitspraak?
Antwoord 2
In juni 2006 werd Rizana Nafeek door het Dawadami gerechtshof ter dood veroordeeld nadat zij schuldig was bevonden aan de
moord op een vier maanden oude baby. Zij ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, waarna het Hof van Cassatie de zaak heeft
terug verwezen naar de oorspronkelijke rechtbank wegens de twijfelachtige rol van de tolk. Daar is het vonnis recentelijk
bevestigd.
Vraag 3
Wat is uw oordeel over de rechtsgang die in deze zaak heeft plaatsgevonden?
Antwoord 3
Er bestaat ernstige twijfel over de juistheid van de door een tolk gegeven vertaling bij het ondervragen van de verdachte
en de door haar afgelegde verklaringen. Dit is een belangrijk twistpunt en relevant voor de rechtsgang omdat deze vertalingen
uiteindelijk tot haar veroordeling hebben geleid. Op meerdere manieren is de afgelopen jaren getracht hierin klaarheid te
brengen, ondermeer door de tolk te sommeren weer voor de rechter te verschijnen, maar dit is niet gelukt. Daarmee blijven
onduidelijkheden in het proces verbaal onopgehelderd. Op basis hiervan blijven er ernstige twijfels over de rechtsgang in
deze zaak.
Vraag 4
Is het waar dat Nafeek ten tijde van het incident minderjarig was? Zo ja, bent u bereid de Saoedische autoriteiten er op te
wijzen dat uitvoering van dit vonnis in strijd is met het Verdrag inzake de Rechten van het Kind, waarvan Saoedi-Arabië lid
is? Bent u bereid een klacht in te dienen bij de mensenrechtencommissie van de Verenigde Naties?
Antwoord 4
Hoewel het paspoort van Rizana Nafeek aangeeft dat zij op 2 februari 1982 is geboren, geeft haar geboortecertificaat aan dat
zij pas op 4 februari 1988 is geboren. Volgens het geboortecertificaat is zij op het moment van de haar ten laste gelegde
daad dus minderjarig geweest. Naar verluidt zou het betreffende uitzendbureau in Sri Lanka de eerdere datum in haar paspoort
hebben aangebracht om haar aldus gemakkelijker voor een baan in aanmerking te laten komen.
Voor het antwoord op het tweede deel van de vraag verwijs ik door naar het antwoord op vraag 6.
Vraag 5
Deelt u de mening dat de zaak tegen Rizana Nafeek symbool staat voor structurele schending van rechten van Sri Lankaanse migranten
in Saoedi-Arabië?
Antwoord 5
De formele rechtspositie van de arbeidsmigranten is nauwelijks geregeld in de Saudische Arbeidswet. Volgens Human Rights Watch,
in haar rapport «Slow Reform – Protection of Migrant Domestic Workers in Asia and the Middle East» (april 2010), erkent Saudi-Arabië na jaren interne discussie deze problematiek en heeft het land een begin gemaakt met hervormingen
van deze wet, die de positie van de arbeidsmigranten moet verbeteren.
De kwestie van Rizana Nafeek krijgt terecht veel aandacht, mede omdat het opnieuw de noodzaak aantoont van verbetering van
de rechten van de arbeidsmigranten in Saudi-Arabië. In het kader van de diverse contacten over mensenrechten met Saudi-Arabië
wordt deze zorg ook opgebracht en besproken. Nederland ondersteunt initiatieven van de Saudische partners ter verbetering
van de mensenrechten in het land en dus ook van de arbeidsmigranten.
Vraag 6
Ziet u nog mogelijkheden om uitvoering van dit vonnis te voorkomen? Zo ja, bent u bereid om deze, zowel op nationaal als
internationaal niveau, ten volle te benutten?
Antwoord 6
Nederland hecht aan een gezamenlijk optreden van de Europese Unie in deze zaak en heeft dat ook ten zeerste bepleit. Inmiddels
is hiertoe besloten en worden op de kortst mogelijke termijn de zorgen van de EU over deze zaak overgebracht aan de Saudische
autoriteiten, waarbij zij worden opgeroepen het vonnis niet uit te voeren en de straf om te zetten. Mede gezien de onduidelijkheid
over de geboortedatum is er in EU verband voor gekozen geen directe verwijzing te maken naar het Verdrag inzake de Rechten
van het Kind. Wel zal er gewezen worden op de humanitaire aspecten van deze kwestie, de jonge leeftijd van betrokkene en EU
positie tegen de doodstraf. Saudi-Arabië wordt ook gevraagd de instelling van een moratorium op de uitvoering van de doodstraf
te overwegen, als eerste stap naar een afschaffing van de doodstraf. Vanzelfsprekend worden de verdere ontwikkelingen in deze
zaak nauwlettend gevolgd en worden indien nodig ook de mogelijkheden voor volgende stappen overwogen. Het indienen van een
klacht bij de mensenrechtencommissie van de Verenigde Naties kan in individuele gevallen alleen door betrokkene worden gedaan.
De President van Sri Lanka heeft de Saudische koning gevraagd Rizana Nafeek gratie te verlenen.
XNoot
1
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 218.
XNoot
2 Arab News, «Nafeek's death sentence confirmed», 25 oktober 2010.