Vragen van de leden
Pechtold
en
Van der Ham
(beiden D66) aan de minister-president, minister van Algemene Zaken over onjuiste informatie in debat met de Kamer, met name
over onderwijsuitgaven (ingezonden 31 mei 2011).
Antwoord van minister-president
Rutte
(Algemene Zaken) (ontvangen 19 september 2011).
Vraag 1
Waarop baseerde u uw uitspraak tijdens het verantwoordingsdebat dat Nederland op de vijfde plek van de Global Competitiveness
Index (GCI) staat?
Antwoord 1
Ik baseerde mijn uitspraken tijdens het verantwoordingsdebat op de Global Competitiveness Index 2010/2011 van het World Economic Forum en Education at a Glance 2010 van de OESO.
Nederland stond volgens deze bronnen in de top 10 van meest concurrerende landen. Voor concurrentiekracht in algemene zin
stond Nederland op nummer 8. Binnen die groep staat Nederland op nummer 5 voor wat betreft de uitgaven aan onderwijs als percentage
van het bruto binnenlands product.
Ik sprak hiervan omdat het kabinet de prestaties in het onderwijs beziet in het licht van ons groeivermogen. De Nederlandse
onderwijsprestaties moeten omhoog in het belang van het groeivermogen van onze economie. Beter presteren met onderwijs zit
niet in meer geld en niet in een fundamentele aanpassing van ons onderwijsstelsel. Wel is een andere manier van werken nodig.
Vraag 2
Waarop baseerde u uw uitspraak tijdens het verantwoordingsdebat dat deze index te maken heeft met de totale onderwijsuitgaven
in het bruto binnenlands product?
Antwoord 2
Zie antwoord op vraag 1.
Vraag 3
Klopt het dat Nederland in de GCI 2010/20111 slechts op plaats acht staat en niet op plaats vijf zoals u beweerde?
Antwoord 3
Zie antwoord op vraag 1.
Vraag 4
Klopt het dat de GCI 2010/2011 slechts tien indicatoren over onderwijs bevat op een totaal van meer dan 110 indicatoren?
Vraag 5
Klopt het dat geen van deze indicatoren betrekking heeft op de totale onderwijsuitgaven in het bruto binnenlands product?
Vraag 6
Deelt u de mening dat de GCI daarmee geen goed beeld geeft van de inspanningen van dit kabinet op het gebied van kennis en
onderwijs?
Vraag 7
Deelt u de mening dat uw uitspraken over de GCI tijdens het verantwoordingsdebat op onjuiste informatie waren gebaseerd?
Antwoord 7
Nee. De uitspraken waren onderbouwd door de genoemde cijfers van GCI en OESO. Ik heb daarover in het vragenuurtje van 7 juni
gezegd dat Nederland evenveel uitgeeft aan onderwijs als de landen in de top 5 van meest concurrerende economieën in de wereld,
terwijl Nederland zelf nog niet tot die top 5 economieën behoort.
Vraag 8
Wat betekent de constatering dat deze informatie onjuist was voor het kabinetsbeleid met betrekking tot de onderwijsinvesteringen
en de doelstelling de internationale top 5 te halen?
Antwoord 8
Ik deel deze constatering niet.
Vraag 9
Wat vind u ervan dat dit de tweede keer is in korte tijd dat een lid van uw kabinet met betrekking tot het onderwijs onjuiste
informatie gebruikt ter ondersteuning van het kabinetsbeleid?2
Antwoord 9
Ik deel deze constatering niet.
Vraag 10
Bent u het met ons eens dat de jaarlijkse «foto» van de Kennisinvesteringsagenda (KIA) een meer specifiek beeld geeft van
de Nederlandse kennisprestaties dan de GCI?
Antwoord 10
De foto van de Kennisinvesteringsagenda geeft een samenvatting van beschikbare informatie over de uitgaven aan kennis in Nederland.
Die informatie is specifieker dan wat er in de GCI is opgenomen.
Vraag 11
Bent u bereid uw uitspraken over de kennisprestaties van ons land voortaan te baseren op de foto van de Kennisinvesteringsagenda
zodat onjuiste informatie buiten het debat blijft?
Antwoord 11
Nee. Het kabinet benut informatie uit verschillende bronnen om het beleid te onderbouwen. Daarvoor is goed inzicht nodig over
prestaties in internationaal perspectief en ontwikkelingen in de loop van de tijd. Daarvoor worden onder andere bronnen gebruikt
als de GCI, de OESO, maar ook het CBS en het CPB.
X Noot
1http://www3.weforum.org/docs/WEF_GlobalCompetitivenessReport_2010-11.pdf
X Noot
2 Eerder gebruikte minister Van Bijsterveldt verkeerde cijfers over het aantal zorgleerlingen om de bezuinigingen van dit kabinet
op het passend onderwijs te ondersteunen.