Vragen van het lid Jasper van Dijk (SP) aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de verkoop van een deel van de collectie van het Wereldmuseum (ingezonden 22 augustus 2011).

Antwoord van staatssecretaris Zijlstra (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 9 september 2011).

Vraag 1

Wat is uw oordeel over het artikel «Museum wil collectie afstoten»?1

Antwoord 1

Het artikel heeft mijn aandacht getrokken.

In beginsel zie ik voor mij geen rol, immers het uitgangspunt van de Wet tot behoud van cultuurbezit is, dat collecties in publiek bezit in goede handen zijn, en geen bescherming van het rijk behoeven.

Vraag 2

Deelt u de zorgen van de volkenkundige musea over het plan van het Wereldmuseum te Rotterdam, om onder meer de Afrika-collectie te verkopen met een mogelijke opbrengst van 60 miljoen euro?

Antwoord 2

Ik begrijp de verontrusting van de volkenkundige musea.

In dit stadium deel ik hun zorgen echter niet. Ik ga ervan uit dat de Gemeente Rotterdam zijn verantwoordelijkheid neemt jegens schenkers en publiek, rekening houdt met gevoelige herkomstvraagstukken en zich inzet voor het behoud van de Rotterdamse collecties, ook voor toekomstige generaties.

Vraag 3

Hoe oordeelt u over de bewering van de museumdirecteur dat dit plan voortkomt uit de bezuinigingen op cultuur en de eigen inkomenseis?

Antwoord 3

Ik waardeer het als instellingen die afhankelijk zijn van overheidssubsidies zich inspannen om die afhankelijkheid te verkleinen. Daarbij moet de balans tussen ondernemerschap en de publieke verantwoordelijkheid voor beheer en behoud van een collectie steeds opnieuw worden onderzocht, waarbij het ondernemerschap vanzelfsprekend meer zal worden uitgedaagd bij teruglopende overheidssubsidies. In het rijksbeleid wordt het erfgoed relatief ontzien bij bezuinigingen. Toch tracht ik ook musea tot ondernemerschap te prikkelen door een – in mijn ogen heel redelijke – eigen inkomsteneis te stellen. In 2012 en volgende jaren zal bekend worden wat het resultaat is van deze beleidswijziging. Deze eis richt zich overigens tot de door het rijk gesubsidieerde musea; het Wereldmuseum behoort daar niet toe en valt onder het beleid van de Gemeente Rotterdam.

Vraag 4

Is dit plan in overeenstemming met de ethische code van de musea, de LAMO (Leidraad voor Afstoting van Museale Objecten)? Zo ja, worden de objecten in eerste instantie voor (bijna) niets aan andere musea aangeboden en komt de opbrengst ten goede van de collectie? Zo nee, wat gaat u hiertegen ondernemen?

Antwoord 4

De ethische ICOM-code en de LAMO zijn instrumenten van zelfregulering, waaraan musea als beheerders van collecties zich gebonden achten en die zij zelf onderhouden. Ik ga ervan uit dat gemeenten, provincies en rijksoverheidsorganen de musea die hun collecties beheren in staat stellen die codes na te leven en zelf die codes als kader hanteren bij het verlenen van volmachten om voorwerpen af te stoten. Ik doe dat als het gaat om de rijkscollectie waarvoor ik verantwoordelijk ben.

De beoordeling van de vraag of een voorstel van het Wereldmuseum binnen deze codes past ligt bij de Gemeente Rotterdam. Er is contact met de Gemeente Rotterdam. Rotterdam geeft aan nog geen concrete voorstellen ter besluitvorming te hebben ontvangen.

Vraag 5

Is het volgens u ethisch verantwoord dat een deel van de collectie mogelijk aan particulieren wordt verkocht, terwijl de stukken publiek bezit zijn? Hoe verhoudt zich dit tot de zorgplicht van musea voor het cultureel erfgoed?

Antwoord 5

Noch de ethische ICOM-code noch de LAMO sluiten uit dat voorwerpen uit een collectie uiteindelijk, na een grondige afweging aan particulieren worden verkocht. De zorgplicht betreft niet alleen de musea, doch ook de eigenaren van de collecties, die het beheer in handen hebben gegeven van museale instellingen. Ik ga ervan uit dat alle betrokkenen in beginsel handelen met in acht name van de ethische code en de LAMO.

Vraag 6

Deelt u de mening dat dit plan het imago van de overheid als betrouwbare beheerder van collecties zal schaden? Kunt u zich voorstellen dat mensen in de toekomst minder snel hun kunstobjecten aan musea zullen schenken als deze net zo makkelijk weer verkocht worden?2

Antwoord 7

Ik vertrouw op de zelfregulering van de musea, door middel van de ethische code en de LAMO. Ook heb ik vertrouwen in mijn bestuurlijke partners op gemeentelijk en provinciaal niveau bij hun besluiten over het afstoten van collecties of collectieonderdelen.

Vraag 8

Bent u bereid in gesprek te gaan met de gemeente Rotterdam, met als inzet dat de collectie van het Wereldmuseum behouden blijft? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 8

Ik heb naar aanleiding van het bewuste krantenartikel al gesproken met de verantwoordelijke wethouder in Rotterdam. Zij heeft mij geïnformeerd over hetgeen de Volkskrant berichtte, en aangegeven dat er nog geen concreet voorstel voor besluitvorming door het Wereldmuseum is ingediend.

Vraag 9

Gaat u het beleid omtrent afstoting van museale objecten aanscherpen, opdat deze wijze van verkoop in de toekomst wordt voorkomen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 9

Het beleid van afstoten van museale objecten zoals neergelegd in de ethische ICOM-code en de LAMO beschouw ik in de eerste plaats als een overigens zeer gewaardeerd instrument van zelfregulering. Waar het veld, en daarmee bedoel ik zowel de museale instellingen als de collectie-eigenaars achter de museale instellingen, zichzelf reguleren acht ik overheidsregulering overbodig. Ik volg de ontwikkelingen die het veld op dit punt ontplooit op de voet.


X Noot
1

de Volkskrant, 9 augustus 2011.

X Noot
2

Trouw, 10 augustus 2011.

Naar boven