Vragen van het lid Dibi (GroenLinks) aan de minister van Justitie over een op handen zijnde groepsuitzetting naar Irak (ingezonden 23 september 2010).

Antwoord van minister Leers (Immigratie en Asiel) (ontvangen 3 november 2010).

Vraag 1

Is het waar dat er voor woensdag 22 september 2010 een groepsuitzetting naar Irak gepland staat?

Antwoord 1

Op 22 september jl. zijn 9 Iraakse vreemdelingen uitgezet naar Irak.

Vraag 2

Kent u het bericht van Amnesty International, waarin gewaarschuwd wordt voor dergelijke gedwongen uitzettingen gezien de gevaarlijke situatie in Irak?1

Antwoord 2

Ja. Heden heb ik ook een brief aan uw Kamer gestuurd met mijn reactie op het bericht van Amnesty International.

Vraag 3

Bent u bekend met de volgende vraag die het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) aan beide partijen heeft gesteld in de zaak D.S.A. v.s. Noorwegen 22669/10: «Bearing in mind, amongst other considerations, the position of the United Nations High Commissioner for Refugees with regard to forcible return to Central Iraq and their assessment of the general situation in that part of the country, including Kirkuk (the applicants former place of residence), would his expulsion to Iraq be incompatible with Articles 2 or 3 of the Convention?» Is er inmiddels door betrokken partijen op deze vraag geantwoord? Zo ja, hoe luiden deze antwoorden? Nu deze vraag opnieuw wordt gesteld, betekent dit dan niet dat niet langer zonder meer uitgegaan kan worden van het standpunt dat het EHRM eerder innam in de zaak F.H. v.s. Zweden, namelijk dat de algemene situatie in Irak onveilig en problematisch is, maar niet dusdanig ernstig dat die op zichzelf bij uitzetting een schending van art. 3 EVRM oplevert?

Antwoord 3

Ja, ik ben bekend met deze zaak. Noorwegen is van mening dat in Kirkuk geen sprake is van een uitzonderlijke situatie in de zin van de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Volgens Noorwegen kan op basis van de beschikbare informatie over de veiligheidssituatie in Kirkuk niet worden geconcludeerd dat de Iraakse vreemdeling bij terugkeer naar Kirkuk, louter door zijn aanwezigheid, het risico loopt op een schending van artikel 3 EVRM.

Het feit dat het EHRM een vraag heeft voorgelegd aan de Noorse regering over de algemene veiligheidssituatie in centraal Irak, wil niet zeggen dat de juridisch bindende uitspraak van het Hof in de zaak F.H. tegen Zweden aan juridische relevantie heeft ingeboet. Uiteraard zal Nederland het verloop van de Noorse zaak volgen.

Vraag 4

Bent u bereid om, in afwachting van het nieuwe algemene ambtsbericht over de veiligheidssituatie in Irak en de bespreking van de brief van Vluchtelingenwerk over Irak in het algemeen overleg van 10 november 2010, geen onomkeerbare gedragingen te verrichten? Bent u sowieso bereid om in afwachting van de beantwoording van deze vragen af te zien van uitzettingen naar Irak?

Antwoord 4

Nee. Zoals u kunt lezen in de reactie van de toenmalig minister van Justitie op de brief van Vluchtelingenwerk (Tweede Kamer, 2009–2010, Bijlage bij Documentnr 2010D35414) van 6 september 2010 en het actiedocument van Amnesty International van 21 september 2010 zie ik, mede in het licht van de informatie uit het algemeen ambtsbericht over Irak van 29 oktober 2010, geen aanleiding om de gedwongen terugkeer naar Irak stop te zetten.


XNoot
1

Amnesty International, Actiedocument Groepsuitzetting Irak, 21 september 2010.

Naar boven