Vragen van het lid
Agema
(PVV) aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht «Schone was onbetaalbaar voor zorgcliënt»
(ingezonden 2 augustus 2011).
Antwoord van staatssecretaris
Veldhuijzen van Zanten-Hyllner
(Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 6 september 2011).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Schone was onbetaalbaar voor zorgcliënt»?1
Antwoord 1
Ja, ik heb het bericht met aandacht gelezen.
Vraag 2
Is het waar dat cliënten in zorginstellingen in veel gevallen tot een zesvoud betalen van de € 36 die door de Nederlandse
Zorgautoriteit (NZa) in 2009 als gemiddelde prijs per maand voor het wassen van kleding was bepaald?
Antwoord 2
In 2009 is door Research voor beleid een onderzoek «vrijwillige bewonersbijdrage in AWBZ instellingen» uitgevoerd. Dit rapport
is naar uw Kamer gestuurd per brief van 23 juli 2009. Uit dit onderzoek komt naar voren dat aanbieders gemiddeld een bedrag
van € 22,- aan cliënten vragen voor de was. Het bedrag van € 36 komt ook voort uit dit onderzoek: dit is het gemiddelde als
instellingen die de dienst gratis aanbieden niet worden meegerekend. Er zijn instellingen die meer kosten in rekening brengen
dan dit gemiddelde bedrag. Ik heb geen gegevens beschikbaar hoeveel cliënten meer dan dit gemiddelde bedrag betalen. Dat dit
in veel gevallen een zesvoud van € 36 betreft, kan ik niet bevestigen.
Vraag 3
Deelt u de mening dat maandelijkse eigen bijdragen van € 100, € 140 en € 200 veel te hoog zijn voor het wassen en strijken
van kleding van cliënten in zorginstellingen?
Antwoord 3
Voor een cliënt is een bedrag van tussen de € 100,- of € 200,- per maand veel geld. Ik vind het een hoog bedrag voor wassen
en strijken van kleding.
Het aanbod en de prijs van aanvullende diensten moet op grond van de wet medezeggenschap zorg, in overleg met de cliëntenraad
tot stand komen. Ik vind het belangrijk dat aanbieder en cliëntenraad stil staan bij de gevolgen van de hoogte van het bedrag
voor de cliënt en kritisch en creatief verschillende opties verkennen (zelf doen, uitbesteden, vrijwilligers inzetten, dagactiviteit
van wassen maken, enz.). De handreiking «aanvullende diensten» ontwikkeld door LOC, gemaakt voor managers, cliëntenraden en
professionals, geeft praktische tips hoe zij om kunnen gaan met aanvullende diensten.
Vraag 4
Deelt u de mening dat, gezien de kwetsbare en afhankelijke positie van cliënten in zorginstellingen, er een maximumbedrag
vastgesteld dient te worden voor het wassen en strijken van kleding? Zo ja, hoe denkt u dit te realiseren? En op welke termijn?
Antwoord 4
Ik heb LOC, ter invulling van motie van mevrouw Voortman van 21 juni 2011 (30 597, 193), gevraagd een onderzoek uit te zetten
bij Nibud voor een richtbedrag waskosten. Het ontwikkelde richtbedrag zal zowel voor cliënten, cliëntenraden als aanbieders
houvast geven bij de vraag wat een redelijk bedrag is voor waskosten. Het bedrag voor aanvullende diensten komt in overleg
tussen aanbieder en cliëntenraad tot stand. Ik ben daarom niet voornemens om een normatief maximumbedrag vast te stellen.
Vraag 5
Is het mogelijk om zorginstellingen te verplichten hun prijslijst voor aanvullende diensten publiek te maken?
Antwoord 5
Ik vind het van belang dat aanbieders zelf het initiatief nemen om transparant te zijn over de vergoedingen die zij vragen
inzake de aanvullende diensten. Een goed voorbeeld van dit initiatief zijn de tweezijdige leveringsvoorwaarden die in de VV&T
zijn vastgelegd. In de algemene leveringsvoorwaarden is opgenomen dat de cliënt bij de intake een schriftelijk overzicht krijgt
van de diensten waar de cliënt gebruik van kan maken met een specificatie van de vergoeding die voor rekening van de cliënt
komen.
De hoogte van de vergoeding van de aanvullende diensten is een zaak tussen zorginstelling, cliëntenraad en cliënt. Mede hierdoor
en in het licht van de administratieve lasten vind ik het niet passend en gewenst om zorginstellingen een dergelijke verplichting
op te leggen.
X Noot
1Algemeen Dagblad, 29 juli 2011.