Vragen van het lid Gerbrands (PVV) aan de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over het verband tussen fosfaat en de visstand in de Noordzee (ingezonden 14 juli 2011).

Antwoord van staatssecretaris Bleker (Economische Zaken, Landbouw en Innovatie) (ontvangen 30 augustus 2011).

Vraag 1

Bent u bekend met de vraag bij het schriftelijk overleg Visserij over het verband tussen fosfaat en de visstand, waarbij u stelde dat dit niet aantoonbaar onderzocht is?1

Antwoord 1

Ja. In mijn brief van 29 juni 2011 (2011z14744) heb ik aangegeven dat er geen wetenschappelijke basis is voor het bemesten van de Noordzee ten behoeve van een verhoging van de productie van schol en tong. Het effect van een fosfaatbemesting op de platvisproductie is onvoorspelbaar en kan mogelijk tot negatieve effecten leiden. Tot deze conclusie kwamen de auteurs van het rapport van IMARES, LEI en NIOZ naar aanleiding van de vraag van de Tweede Kamer om de hypothese dat fosfaat toevoegen aan de zee gunstig is voor de productiviteit van het zee-ecosysteem te laten onderzoeken2.

Vraag 2

Hoe verhoudt deze verklaring zich tot het rapport «Invloed van stikstof en fosfor op de visstand in de Noordzee», opgesteld door de vakgroep Mariene Ecologie van de Universiteit van Groningen (1997), waarin het verband tussen de toenemende afvoer van opgelost fosfaat naar het kustwater in 1961–1981 en de enorme toename van de productie van vis, schaal- en schelpdieren in dezelfde periode door deze studie worden bevestigd?3

Antwoord 2

Boddeke en Hagel gaven in hun stuk over de relatie tussen eutrofiëring en vis productie4 aan, dat «een causaal verband tussen de eutrofiëring en de toegenomen aanlandingen moeilijk is aan te tonen». Volgens hen «hebben incidentele goede jaarklassen» (aanwas) «en visserijdruk ook een aanzienlijke invloed op Noordzee vis bestanden en aanlandingen». Dit wordt nog immer onderschreven door de huidige wetenschappers van IMARES. In dit verband wordt ook de temperatuur van de zee genoemd.

Vraag 3

Deelt u de mening dat het aanwijzen van vissers als reden voor het teruglopen van de visstand in de Noordzee onjuist en onredelijk is, daar het aantal vissers en het totaal aantal ton vis dat wordt opgevist juist alleen maar is afgenomen? Zo ja, bent u met ons van mening dat een afgenomen fosfaatdump de grootste boosdoener is?

Antwoord 3

Ik ben van mening dat er veel factoren zijn die de productiviteit van de visbestanden beïnvloeden. Simpele oorzaak-gevolg-relaties zijn niet te geven.

Het Noordzee ecosysteem is daarvoor te complex. Wel constateer ik dat de visserijdruk in de jaren 80 en 90 van de vorige eeuw veel te hoog was en buiten biologisch veilige grenzen lag voor onder andere kabeljauw, schol en tong5. Verlaging van die visserijdruk heeft geleid tot herstel van de bestanden.

Vraag 4

Bent u bekend met de gevolgen voor de trekvogels bij het teruglopen van de visstand naar aanleiding van deze vermindering van fosfaat en de verplichting die Nederland internationaal gezien heeft om deze te beschermen?

Antwoord 4

De adviezen van ICES tonen aan dat het visserijbeleid van de afgelopen jaren, gericht op de beperking van de capaciteit en reductie van quota en zeedagen door meerjarenplannen, technische maatregelen, innovatie en andere maatregelen, heeft geleid tot een ommekeer in de vistrends in de Noordzee. Het gaat door de bank genomen goed tot zeer goed met de commerciële Noordzeevisbestanden. Een uitzondering is de kabeljauw, maar ook daar groeit het bestand weer langzaam. Deze gunstige ontwikkeling van de visstanden heeft gevolgen voor de trekvogels.

Vraag 5

Bent u met het oog op de economische situatie waar onze vissers zich in verkeren bereid om op basis van lectuur als «Eutrophication of the North Sea continental zone, a blessing in disguise» en het rapport «Invloed van stikstof en fosfor op de visstand in de Noordzee», waarin het verband tussen fosfaat en het teruglopen van de visstand aangetoond wordt, het water (op kleine schaal) met fosfaat te bemesten? Zo nee, waarom niet?6

Antwoord 5

Het in 2007 uitgebrachte wetenschappelijke rapport van IMARES, LEI en NIOZ geeft aan dat de verwachte opbrengsten van fosfaat bemesting relatief beperkt zijn, de kosten voor de overheid hoog en dat het mogelijk risico’s met zich meebrengt voor het ecosysteem, andere gebruikers en voor de buurlanden. Daar de economische situatie voor een belangrijk deel, maar niet louter wordt bepaald door de omvang van de vangstmogelijkheden, acht ik een dergelijke proef niet gewenst. Een ambitieuze herziening van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid moet bijdragen aan een duurzame visserij.


X Noot
1

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg inzake de economische situatie visserij van 29 juni 2011 (2011Z14744).

X Noot
2

Zie: Lindeboom, H.J.; Brinkman, A.G.; van Oostenbrugge, H.; Rijnsdorp, A.D. & P. Ruardij, P. 2007. Fosfaataddities om de visproductie te verhogen? Effecten van fosfatering, mogelijkheden voor onderzoek en kosten-batenanalyse. Rapport C036/07. Wageningen UR, IMARES, LEI en NIOZ.

X Noot
3

Invloed van stikstof en fosfor op de visstand in de Noordzee: literatuurstudie. Wur Library: 949375.

X Noot
4

Boddeke, R.; Hagel, P. Eutrophication. 1995. Fisheries, and Productivity of the North Sea Continental Zone. In: Condition of the World's Aquatic Habitats: Proceedings of the World Fisheries Congress, Theme l/ed. by N.B. Armantrout, R.J. Wolotira, 1995. nb. Dit is hetzelfde stuk als «eutrophication of the North Sea Continental Zone, a blessing in disguise».

X Noot
5

Schol: http://www.ices.dk/committe/acom/comwork/report/2011/2011/ple-nsea.pdf

Tong: http://www.ices.dk/committe/acom/comwork/report/2011/2011/sol-nsea.pdf

Kabeljauw: http://www.ices.dk/committe/acom/comwork/report/2011/2011/cod-347.pdf

X Noot
6

Eutrophication of the North Sea continental zone: a blessing in disguise. Wur Library: 541965 (Documentatiebestand Land, Bodem en Water).

Naar boven