Vragen van het lid Helder (PVV) aan de minister van Veiligheid en Justitie over het vrijlaten van een terreurverdachte (ingezonden 11 augustus 2011).

Antwoord van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 29 augustus 2011).

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Terreurverdachte Almere vrijgelaten»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de mening dat verdachten van terrorisme altijd in voorlopige hechtenis dienen te worden genomen en gehouden vanwege de ernst van het misdrijf waarvan ze verdacht worden en vanwege het vluchtgevaar dat in dergelijke situaties zeer groot is? Zo nee, waarom niet?

Zo ja, bent u bereid artikel 67a van het Wetboek van Strafvordening aan te passen door het toevoegen van een nieuwe grond voor voorlopige hechtenis inhoudende het verdacht worden van (betrokkenheid bij) een terroristisch misdrijf?

Antwoord 2

Deze mening deel ik niet. Bij het opleggen van voorlopige hechtenis is het van belang dat steeds per geval wordt beoordeeld of daartoe noodzaak bestaat. De factoren aan de hand waarvan de rechter die afweging maakt, zijn in de wet opgenomen. Ik acht het van belang dat de wet de rechter voldoende mogelijkheden geeft verdachten in voorlopige hechtenis te doen plaatsen en houden, indien dat in de desbetreffende zaak aangewezen is. Naar mijn mening biedt de wet daarvoor thans voldoende mogelijkheden. Hoe deze factoren in individuele gevallen worden gewogen, is aan de rechter.


X Noot
1

NOS, 9 augustus 2011.

Naar boven