Vragen van het lid Çörüz (CDA) aan de minister van Veiligheid en Justitie over qathandel in Uithoorn (ingezonden 9 augustus 2011).

Mededeling van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 26 augustus 2011).

Vraag 1

Wilt u de brief van het gemeentebestuur Uithoorn van 9 februari 2011 binnen een week beantwoorden?

Vraag 2

Is het waar dat voertuigen bij de qatkopers- en handelaren in Uithoorn niet middels een zogenaamd stopteken in het kader van de Wegenverkeerswet gecontroleerd kunnen worden, omdat dit alleen de Somalische bevolking betreft en deze maatregel discriminatoir zou zijn?

Vraag 3

Deelt u de mening dat een vergelijking van de aanpak van overlast van qat middels een Algemene Plaatselijke Verordening (APV) zoals in Tilburg niet opgaat1, daar het gaat om qatgebruik in qathuizen, dit in tegenstelling tot de situatie in Uithoorn waar het gaat om (internationale) qathandel? Welke instrumenten heeft de gemeente Uithoon daadwerkelijk om de verloedering aan te pakken?

Vraag 4

Wanneer denkt u het onderzoek naar buitenlandse diensten te hebben afgerond? Wanneer mag de Kamer de resultaten van het onderzoek naar de betrokkenheid van deze diensten ontvangen?

Vraag 5

Mocht er sprake zijn van betrokkenheid van (ongeoorloofde) werkzaamheden van buitenlandse diensten, wat heeft u ondernomen om die werkzaamheden te beëindigen?

Mededeling

Hierbij bericht ik u dat de schriftelijke vragen van het lid Çörüz (CDA) over qathandel in Uithoorn (ingezonden 9 augustus 2011) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie ontvangen is.

Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 2988.

Naar boven