Vragen van het lid Van der Ham (D66) aan de staatsecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over een uitzonderingspositie voor Godsdienst Pastoraal Werk (GPW) inzake tweede-studieregeling (ingezonden 4 augustus 2011).

Antwoord van staatssecretaris Zijlstra (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 22 augustus 2011).

Vraag 1

Waarom heeft u ingestemd met het maken van een uitzondering voor de opleiding Godsdienst Pastoraal Werk inzake het extra betalen voor het doen van een tweede studie? Welke criteria hebben u bewogen juist hier een uitzonderingspositie te maken?1

Antwoord 1

De bekostiging van het hoger onderwijs is met ingang van 2011 gewijzigd in bekostiging van één bachelor en één master. De overgang van het ene bekostigingsstelsel naar een andere geeft altijd frictie. Voor een aantal opleidingen in het hbo is door de HBO-raad i.s.m. mijn departement onderzocht welke instellingen overgangsproblemen hadden en welk bedrag voor de overgangsperiode moest worden gereserveerd. Voor de periode 2011–2015 wordt aan een aantal instellingen in het hbo een tegemoetkoming gegeven voor de overgang van het oude bekostigingsmodel naar het nieuwe. De middelen daarvoor zijn door de sector zelf opgebracht.

Er bleef nog een beperkte restproblematiek over waarover nog geen beslissing was genomen. Dit betrof onder meer de opleiding Godsdienst-Pastoraalwerk. De HBO-raad heeft een gedegen onderzoek gedaan en aan de hand van de uitkomsten criteria ontwikkeld voor de restproblematiek. Deze criteria zijn:

  • landelijk is een forse achteruitgang in de bekostiging van de opleiding te zien;

  • de opleiding heeft voldoende studenten om geacht te worden levensvatbaar te zijn;

  • er is onvoldoende koopkrachtige vraag om de achteruitgang in de bekostiging te kunnen opvangen: de opleiding wordt bijvoorbeeld veel gevolgd door studenten die al een hbo-opleiding hebben afgerond.

Aan de hand van deze criteria komt alleen de opleiding Godsdienst-Pastoraalwerk in aanmerking voor compensatie gedurende de periode 2011–2015, waarna een evaluatie zal plaatsvinden. Naar aanleiding van het onderzoek van de HBO-raad heb ik ingestemd met een financiële compensatie voor deze opleiding. De middelen hiervoor zijn gevonden binnen het macrobudget van het hbo.

Er is dus niet besloten een tweede studie te bekostigen, maar in de periode 2011–2015 een compensatie te geven voor de overgangsproblematiek van het oude bekostigingsstelsel naar het nieuwe.

Vraag 2 en 3

Waarom wilt u hier wel een uitzondering maken, terwijl voor andere opleidingen deze niet wordt gemaakt?

Deelt u de mening dat tweede studies van groot belang zijn voor het ruimte geven aan en het ontwikkelen van talent en dat het doen van een tweede studie zo veel mogelijk gestimuleerd moet worden? Bent u bereid alle studies gelijk te behandeling wat betreft de bekostiging?

Antwoord 2 en 3

Zie het antwoord op vraag 1

Ik ben met u van mening dat een tweede studie kan bijdragen aan verdere ontwikkeling van talent.

Vanuit het oogpunt van beperkte overheidsmiddelen is echter ervoor gekozen de financiële verantwoordelijkheid van de overheid niet verder te laten strekken dan één bekostigde bachelor- en één bekostigde masteropleiding, tegen wettelijk collegegeld.

Op deze regel is één uitzondering. Voor tweede studies in de sectoren gezondheidszorg en onderwijs geldt geen verhoogd collegegeld. Per 1 september 2010 is een student die voor de eerste maal een opleiding op het gebied van onderwijs of gezondheidszorg volgt het wettelijk collegegeld verschuldigd. Dit geldt bij inschrijving aan een bacheloropleiding als in deze sectoren niet eerder een bachelorgraad is behaald en voor inschrijving aan een masteropleiding als in deze sectoren niet eerder een mastergraad is behaald.


X Noot
1

Reformatorisch dagblad, 2 augustus 2011, «Ministerie van Onderwijs maakt uitzondering voor opleiding GPW».

Naar boven