Vragen van het lid Van Veldhoven (D66) aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu over de vormgeving van de Regeling brandstoffen luchtverontreiniging (ingezonden 29 juni 2011).

Antwoord van staatssecretaris Atsma (Infrastructuur en Milieu) (ontvangen 17 augustus 2011).

Vraag 1

Kunt u in navolging van de Regeling brandstoffen luchtverontreiniging van 20 april 2011, nr. BJZ2011043268 de Kamer informeren over welke mogelijke stappen er momenteel in Europees verband besproken worden voor de nadere invulling van de richtlijn Brandstofkwaliteit (2009/30/EG)?

Antwoord 1

Op grond van de richtlijn Brandstofkwaliteit dient de Europese Commissie in ieder geval nadere invulling te geven aan (1) de berekeningsmethode voor de broeikasgasemissie gedurende de levenscyclus van benzine, diesel en andere fossiele motorbrandstoffen, (2) de gemiddelde broeikasgasemissie over de levenscyclus per MJ in de EU in 2010, waartegen de reductieverplichting wordt afgezet, (3) de wijze waarop een groep leveranciers gezamenlijk aan de reductieverplichting kan voldoen en (4) de wijze waarop elektriciteit die wordt geleverd aan voertuigen kan bijdragen tot het halen van de reductieverplichting.

De Europese Commissie heeft deze uitvoeringsbepalingen nog niet gepubliceerd.

Toch is in grote lijnen bekend hoe de Europese Commissie een en ander wil vormgeven. Dit is vastgelegd in een document uit 2009 dat is gebruikt om belanghebbenden over de voorgenomen invulling te consulteren: Consultation paper on the measures necessary for the implementation of article 7a(9)1.

Daarom zijn in de Nederlandse implementatie van de richtlijn de voorstellen van de Europese Commissie op deze onderdelen overgenomen. Hiermee werd beoogd de kans dat de regelgeving moet worden aangepast zodra de uitvoeringsbepalingen worden gepubliceerd te verkleinen.

Vraag 2, 3

Klopt het dat de eerdergenoemde Regeling in de toelichting een tabel (tabel 1 Fossiele Brandstoffen, Toelichting) met waarden voor verschillende soorten fossiele brandstoffen bevat, maar dat in de vereiste rapportage rapportageplichtige oliebedrijven en importeurs bij fossiele brandstoffen slechts hoeven aan te geven of het diesel of benzine betreft?

Is hiermee feitelijk sprake van minder specifieke eisen ten aanzien van de rapportage over de kwaliteit van fossiele brandstoffen dan bij biobrandstoffen het geval is? Vertaalt dit zich in een grotere onzekerheid ten aanzien van de aan deze brandstoffen gerelateerde uitstoot van broeikasgassen?

Antwoord 2, 3

Nee.

De bepaling dat rapportage conform de richtlijn moet plaatsvinden is opgenomen in artikel 2.9 van het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging. De eigenschappen van elke lading brandstof moeten op grond daarvan worden gerapporteerd. De details hiervan worden uitgewerkt in de Regeling brandstoffen luchtverontreiniging.

Boven tabel 1 in de bijlage bij die regeling is aangegeven dat ladingen met dezelfde eigenschappen worden samengenomen. Dit betekent onder meer dat over brandstoffen met een verschillende herkomst – die zich uit in een verschillende GN-code – apart moet worden gerapporteerd. Zo mogen benzine of diesel verkregen uit ruwe aardolie in de rapportage niet worden samengevoegd met benzine of diesel verkregen via het GtL-procedé (Gas to Liquid) of uit teerzanden.

In grote lijnen komt deze wijze van rapporteren overeen met de rapportage-eisen die worden gesteld aan duurzame biobrandstoffen.

Met de gekozen aanpak wordt een reëel beeld gegeven van de broeikasgasemissies gedurende de levenscyclus van fossiele motorbrandstoffen, terwijl de administratieve lasten slechts beperkt stijgen.

Vraag 4

Bent u bereid de Kamer te informeren over de mogelijkheden om de Regeling aan te scherpen, door voor oliebedrijven en importeurs de eis op te nemen om bij fossiele brandstoffen in de reeds vereiste rapportage te laten aangeven van welke waarden uit de in de regeling opgenomen tabel er sprake is? Klopt het dat hiermee geen sprake zou zijn van aanvullende administratieve lasten ten aanzien van de bestaande vormgeving van de regeling, terwijl een dergelijke aanscherping wel meer duidelijkheid zou geven over de met het gebruik van de fossiele brandstoffen gepaard gaande uitstoot van broeikasgassen?

Antwoord 4

Zoals ik in antwoord op de vragen 2 en 3 heb aangegeven, is reeds voorzien in de gevraagde rapportage-eisen en is een aanscherping van de regeling niet aan de orde.

Vraag 5

Omdat in de regeling opgenomen tabel aparte waarden zijn opgenomen voor verschillende fossiele brandstoffen, bent u bereid om, in het belang van een gelijk speelveld, bij een eventuele aanscherping van deze regeling u ook in Europees verband in te spannen voor het verplicht stellen van het opnemen van vergelijkbare uitsplitsing van de waarden voor de luchtverontreiniging door fossiele brandstoffen?

Antwoord 5

Nee.

Het besluit en de regeling zijn een strikte implementatie van de richtlijn Brandstofkwaliteit. De milieuspecificaties van brandstoffen (waaronder eisen in verband met luchtverontreiniging) zijn op enkele punten (met name zwavel, stikstofoxide, fijn stof) met deze richtlijn aangescherpt.

Met artikel 7bis van de richtlijn wordt beoogd de broeikasgasemissies gedurende de levenscyclus van motorbrandstoffen in kaart te brengen en te reduceren. Er is in Europees verband geen initiatief bekend om hieraan ook een rapportage van luchtverontreinigende emissies toe te voegen. Ik ben niet voornemens een dergelijk initiatief te starten, daar dit weinig toevoegt. Bij de huidige brandstofspecificatie van benzine en diesel hangt de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen vooral af van de technologie van het voertuig waarin de brandstof wordt gebruikt en minder van de brandstofketen.


X Noot
1

zie http://ec.europa.eu/environment/air/transport/pdf/art7a.pdf

Naar boven