Vragen van het lid Gesthuizen (SP) aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over het verrichten van arbeid door gedetineerden direct na gevangenisstraf (ingezonden 27 juni 2011).

Antwoord van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 12 augustus 2011). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 1373.

Vraag 1 t/m 4

Wat vindt u van het voorstel van de directeur van Reclassering Nederland om (kortdurende) gevangenisstraffen in de toekomst af te sluiten met een taakstraf?1

Deelt u de mening dat het belangrijk is dat (ex-)gedetineerden structuur in hun dagbesteding aanleren en dat het aan het werk zetten van (ex-)gedetineerden aan het eind van de gevangenisstraf hiertoe een zinnige maatregel kan zijn, juist ook met het oog op recidivevermindering en de vermindering van overlast voor de samenleving? Zo nee, waarom niet?

Ontkent u dat met de huidige mogelijkheden, zoals het penitentiaire programma en de voorwaardelijke veroordeling met aansluitend nazorg door de gemeenten, niet iedereen die dit eigenlijk nodig heeft weer een dagritme aanleert? Hoe komt dat? Kunt u uw antwoord toelichten?

Deelt u de mening dat het inzetten van (ex-)gedetineerden voor de samenleving niet alleen goed is met het oog op recidivevermindering, maar ook kan leiden tot algemeen nut voor de samenleving omdat zinnige klussen die nu blijven liggen dan wel kunnen worden verricht?

Vraag 1 t/m 4

Ik heb kennis genomen van het voorstel van de directeur van Reclassering Nederland. Het voorstel behelst dat gedetineerden die een kortdurende gevangenisstraf uitzitten in de laatste periode van hun gevangenisstraf een taakstraf uitvoeren, zodat zij structuur aanleren en iets terugdoen voor de maatschappij die zij met hun delict hebben benadeeld.

Ik ben geen voorstander van dit voorstel. De taakstraf is een separate hoofdstraf en dient, zoals door de wetgever ook duidelijk aangegeven bij het invoeren van het penitentiair programma (Kamerstukken II 1994–1995, 24 263, nr. 3, p. 14 en p.16, te worden onderscheiden van modaliteiten die vallen onder de detentiefasering. In tegenstelling tot deze modaliteiten, maakt de taakstraf geen onderdeel uit van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf en kan deze dus niet in de plaats treden van (een deel van) de vrijheidsstraf. Het is aan de rechter om, rekening houdend met alle omstandigheden van het geval, te beslissen of een taakstraf naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aangewezen is.

Hierbij wil ik opmerken dat ik een taakstraf slechts passend acht voor relatief lichte delicten. Bij ernstige zeden- en geweldsdelicten doet een taakstraf geen recht aan het leed dat het slachtoffer is berokkend en de schade aan de veiligheidsbeleving van de samenleving. Daarom heb ik op dit punt een wetswijziging voorgesteld, die reeds door uw Kamer is aangenomen en op dit moment bij de Eerste Kamer ligt. Mits toegepast bij delicten waarvoor deze passend is, ben ik het eens met de directeur van Reclassering Nederland dat de taakstraf een nuttige sanctie kan zijn met het oog op recidivevermindering en herstel van schade aan de maatschappij.

Wel ben ik van mening dat structuur en dagritme van belang zijn voor een succesvolle resocialisatie van (ex-)gedetineerden. Hierop wordt ingezet tijdens het penitentiair programma, de voorwaardelijke invrijheidsstelling en gedurende het verblijf in de inrichting, waarbinnen zij onder meer verplicht zijn 20 uur per week deel te nemen aan arbeid. Ik ben van mening dat ik hiermee voldoende mogelijkheden biedt aan gedetineerden om structuur en dagritme aan te leren.

Vraag 5

Bent u van plan met voorstellen te komen om gevangenisstraffen af te sluiten met een (voor de samenleving zinnige) taakstraf? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?

Vraag Antwoord 5

Gelet op mijn antwoord bij de vragen 1 t/m 4 ben ik niet voornemens om met voorstellen te komen om kortdurende gevangenisstraffen af te sluiten met een taakstraf.


X Noot
1

«Vuilnis ophalen na korte celstraf. Gedetineerden verplichten tot zinvol werk», De Telegraaf, 24 juni 2011

Naar boven