Vragen van het lid
Helder
(PVV) aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over het bericht «Tbs-vonnissen onder de loep» (ingezonden 27 juni
2011).
Antwoord van staatssecretaris
Teeven
(Veiligheid en Justitie) (ontvangen 1 augustus 2011). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 3156.
Inleiding
Deze brief dient tevens ter afdoening van het verzoek van uw vaste Kamercommissie voor Veiligheid en Justitie van 27 juni
2011 om een brief te ontvangen naar aanleiding van de twee rechterlijke uitspraken over de tbs-verlengingen (uw kenmerk: 2011Z13844/2011D34598).
Vraag 1
Kent u het bericht «Tbs-vonnissen onder de loep»?1
Antwoord 1
Ja. In het artikel wordt een tweetal zaken genoemd waarbij sprake zou zijn van onterechte oplegging van een tbs-maatregel.
Omdat deze antwoorden op uw Kamervragen tevens dienen ter beantwoording van het verzoek van uw Vaste Kamercommissie voor Veiligheid
en Justitie (kenmerk 2011Z13844/2011D34598) om meer informatie over deze twee gevallen ga ik hierop uitgebreider in.
In de eerste zaak heeft betrokkene 6 jaar in een tbs-kliniek verbleven, in de tweede zaak 18 jaar. In beide zaken is inmiddels
het verzoek tot verlenging van de tbs afgewezen. In de tweede zaak (18 jaar) heeft het openbaar ministerie tegen de beslissing
hoger beroep ingesteld, hetgeen impliceert dat ik op deze zaak op het moment verder niet inhoudelijk kan ingaan. In de eerste
zaak was aan betrokkene ten laste gelegd dat hij zich in juni 2005 schuldig had gemaakt aan twee feiten: een poging tot wederrechtelijke
vrijheidsberoving van een 2-jarig jongetje subsidiair mishandeling van dat jongetje, en de mishandeling van de vader van dat
jongetje. De officier van justitie had voor deze feiten 4 maanden cel geëist, alsmede tbs met dwangverpleging. De tbs met
dwangverpleging is alleen mogelijk voor de wederrechtelijke vrijheidsberoving, niet voor de mishandeling. De rechtbank in
Almelo heeft betrokkene in oktober 2005 veroordeeld tot 4 maanden cel en tbs met dwangverpleging, echter uitsluitend terzake
van mishandeling, meermalen gepleegd, en niet terzake van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Tegen dit vonnis is geen hoger
beroep ingesteld. In 2007, 2008 en 2010 is de tbs vervolgens verlengd. Alleen tegen het besluit uit 2010 is door betrokkene
hoger beroep ingesteld. Dit hoger beroep heeft er in april 2011 toe geleid dat de verlengingsbeslissing van 2010 door het
Hof in Arnhem is vernietigd, en de vordering tot verlenging van de tbs is afgewezen. De tbs-maatregel had volgens het Hof
niet opgelegd mogen worden, en verlenging daarvan werd daarom ontoelaatbaar geacht.
Geconstateerd moet worden dat het in deze zaak de rechtbank Almelo en het Openbaar Ministerie tot het hoger beroep in 2010,
niet is opgevallen dat voor de bewezen geachte feiten geen tbs met dwangverpleging kan worden opgelegd en dat door de verdediging
op dit punt tot 2010 geen verweer is gevoerd.
Vraag 2
Klopt het dat de Raad voor de rechtspraak vindt dat honderden vonnissen waarin een tbs-maatregel is opgelegd of verlengd kritisch
tegen het licht moeten worden gehouden? Zo ja, gaat dat ook gebeuren?
Antwoord 2
Ja. Om uit te sluiten dat er meer fouten zijn gemaakt heeft de Raad voor de rechtspraak besloten een taskforce te formeren
die een onderzoek naar mogelijke andere onterechte tbs-verlengingen zal uitvoeren.
Vraag 3
Deelt u de mening dat dit soort blunders de belastingbetaler bakken met geld kost, waarbij naast de kosten van een tbs-plaats
gedacht kan worden aan de schadevergoeding die moet worden uitgekeerd? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Dit soort fouten dient vermeden te worden, niet alleen vanwege de financiële consequenties.
Vraag 4
Deelt u de mening dat dit bijdraagt aan het vastlopen van het tbs-systeem? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Naar mijn inschatting is het ten onrechte verlengen van tbs-maatregelen niet van invloed geweest op de toename van de gemiddelde
verblijfsduur. Daarbij ga ik er, in afwachting van de uitkomst van het onderzoek van de Raad voor de rechtspraak, vooralsnog
vanuit dat de fouten zich in niet meer dan enkele zaken hebben voorgedaan.
Vraag 5
Bent u bereid, gezien het een beroepsfout van rechters en officieren van justitie betreft, te bewerkstelligen dat er disciplinaire
straffen volgen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Ten aanzien van rechters is het niet aan mij om over het functioneren te oordelen. Wat betreft de officieren van justitie
heeft de voorzitter van het College van procureurs-generaal mij bericht dat niet is gebleken dat deze een zodanig verwijt
kan worden gemaakt dat een disciplinaire straf gerechtvaardigd zou zijn.
X Noot
1De Telegraaf 23 juni 2011.