Vragen van het lid Van der Veen (PvdA) aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het Nederlands Kinderoncologisch Centrum (ingezonden 30 juni 2011).

Mededeling van minister Schippers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 25 juli 2011).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het radioprogramma inzake de totstandkoming van één centrum voor kinderoncologische zorg?

Vraag 2

Hoe beoordeelt u op basis van het programma de relatie tussen de initiatiefnemers van het Nationaal Kinderoncologisch Centrum (NKOC) en de Nederlandse Federatie van Univenitair medische centrum (NFU) inzake de voortgang van de concentratie van de kinderoncologische zorg?1

Vraag 3

Hoe beoordeelt u de wijze waarop de NFU de eerste versie van het rapport van de interne onderzoekscommissie, waarin één centrum wordt geadviseerd, zonder instemming van een van de leden heeft gewijzigd in een tweede versie, waarin dit standpunt niet is terug te vinden?

Vraag 4

Geeft genoemde uitzending u aanleiding uw antwoorden op mijn vragen dd 29 september 2010 te herzien, vooral betreffende de vragen 5 (in hoeverre de opstelling van de UMC’s in overeenkomst is met de aanbevelingen van de cie Borst) en 6 (De gevolgen van de opstelling van de UMC’s voor de kwaliteit en de kosten van de kinder oncologische zorg)?

Vraag 5

Herinnert u zich dat u in antwoord op mijn vragen stelde eind maart een gesprek te zullen hebben met de NOKC en de NFU? Heeft dit gesprek plaats gevonden? Zo ja, wat waren de uitkomsten?

Vraag 6

Klopt het dat de NFU opnieuw uitstel heeft gevraagd tot oktober 2011? Denkt u dat dit uitstel bij zal dragen aan een wijziging in het standpunt van de NFU?

Vraag 7

Hoe beoordeelt u de brief die door artsen van het Gronings Universitair Medisch Centrum aan ouders is gezonden, waarin het NKOC als niet nodig wordt bestempeld?

Vraag 8

Vindt u het juist dat Raden van Bestuur een ontwikkeling die door kinderoncologen, financiers, Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), ouders en onderzoekers wordt bepleit, kunnen tegenhouden en vertragen? In hoeverre spelen naar uw mening puur financiële motieven hierbij een rol?

Vraag 9

Hoe beoordeelt u het feit dat Raden van Bestuur kinderoncologen verboden hebben mee te werken aan het tot stand komen van het NKOC?

Vraag 10

Wat is uw standpunt in deze, gezien het feit dat de IGZ, onderzoekers en kinderoncologen op inhoudelijke en wetenschappelijke gronden pleiten voor één centrum, maar u in uw antwoorden op eerdere vragen aangeeft volledige concentratie in één gebouw ook kwetsbaar te vinden en het niet onredelijk vindt om kinderoncologie daar te laten plaatsvinden waar ook andere kindergeneeskundige disciplines voorhanden zijn?

Vraag 11

Deelt u de mening dat het feit dat concentratie van kinderoncologische zorg leidt tot een betere overlevingskans voor kinderen met kanker, betekent dat overheidsingrijpen noodzakelijk is? Bent u bereid u in te zetten voor een spoedige oplossing van dit conflict dat het tot stand komen van een nationaal kinderoncologisch centrum vertraagt en ontmoedigt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe?

Mededeling

De vragen van het lid Van der Veen (PvdA) over het Nederlands Kinderoncologisch Centrum kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord.

Voor een zorgvuldige beantwoording van de vragen is het opvragen van nadere informatie noodzakelijk.

Ik zal u zo spoedig mogelijk de antwoorden op de Kamervragen doen toekomen.


X Noot
1

Argos, 25 juni 2011.

Naar boven