Vragen van het lid Wilders (PVV) aan de minister-president, minister van Algemene Zaken en de minister van Buitenlandse Zaken over de uitlatingen van de Organisatie van de Islamitische Conferentie (OIC) over Nederlandse politici en de intimiderende verklaring van de OIC – secretaris generaal over mijn persoon (ingezonden 6 juli 2011).

Antwoord van minister Rosenthal (Buitenlandse Zaken), mede namens de minister president, minister van Algemene Zaken (ontvangen 12 juli 2011).

Vraag 1

Bent u bekend met de intimiderende verklaring van de secretaris generaal van de OIC, Ekmeleddin Ihsanoglu, over mij en het OIC rapport «fourth OIC observatory report on islamophobia» over uitspraken gedaan door diverse Nederlandse politici?1

Antwoord 1

De verklaring van de Secretaris-Generaal van de OIC en het OIC rapport zijn mij bekend.

Vraag 2, 4

Deelt u de mening dat de OIC haar boekje ver te buiten is gegaan met deze intimiderende verklaringen en deelt u de mening dat een Nederlandse politicus kritiek moet kunnen leveren, ten behoeve van het maatschappelijke debat, op de islam en de multiculturele samenleving zoals overigens ook de rechtbank in het tegen mij aangespannen politieke proces heeft geoordeeld op 23 juni jl.? Zo nee, waarom niet?

Deelt u de mening dat dergelijke kritiek van een orgaan als de OIC hypocriet en abject is nu de OIC in haar eigen Cairo-verklaring over mensenrechten in de islam in artikel 24 stelt dat alle rechten en vrijheden van mensen onderworpen zijn aan de sharia? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2, 4

De Nederlandse regering neemt onverkort afstand van de oproep om een Nederlandse politicus de mond te snoeren. De vrijheid van meningsuiting is een groot goed, dat nationaal en internationaal nadrukkelijke bescherming verdient. Een vruchtbaar maatschappelijk debat vereist dat kritiek op elkaars opvattingen mogelijk is, ook als dat door sommigen als kwetsend wordt ervaren. Ik betreur de uitlatingen van de Secretaris-Generaal van de OIC voor zover zij beogen de vrijheid van deelnemers aan het maatschappelijk debat in te perken ten behoeve van de bescherming van de islam. Ik wens in dit verband te benadrukken dat de regering de islam beschouwt als religie en dat godsdienstvrijheid in Nederland in de Grondwet is verankerd.

Vraag 3

Bent u bereid de landen die lid zijn van de OIC uit te leggen dat islamkritiek en vrijheid van meningsuiting bij een democratische rechtsstaat horen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3

Ja. Zoals ik recentelijk in de geactualiseerde mensenrechtenstrategie Verantwoordelijk voor vrijheid heb beschreven, is de bescherming van de vrijheid van meningsuiting een belangrijke doelstelling van het buitenlandse beleid van de Nederlandse regering. Nederland draagt in het buitenland steevast uit dat de vrijheid van meningsuiting aan de basis ligt van de democratische rechtsstaat. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen mogen aan deze vrijheid grenzen gesteld worden. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer wordt opgeroepen tot geweld. Dat de mogelijkheid om de vrijheid van meningsuiting te begrenzen beperkt is blijkt onder meer ook uit artikel 19 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten (IVBPR). Nederland blijft regeringen aanspreken die voorbijgaan aan dit uitgangspunt. Dat geldt ook voor (de leden van) de OIC.

Vraag 5

Bent u bereid op korte termijn en met kracht publiekelijk afstand te nemen van dit rapport en deze intimiderende verklaring van de secretaris generaal van de OIC?  Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

Met de eerder deze week uitgegeven verklaring heeft de regering dit gedaan. In de contacten met de OIC maakt Nederland geregeld bezwaar tegen de internationale lobby van deze organisatie om de vrijheid van meningsuiting in te perken ter bescherming van religies. Mensenrechten zijn er immers ter bescherming van individuen, en niet van gedachtegoed van welke aard dan ook. Deze lijn zet ik voort.

Vraag 6

Zult u de OIC ook voor eens en altijd duidelijk maken dat Nederland zich door een orgaan als de OIC dat de barbaarse sharia als leidraad hanteert voor mensenrechten, de les niet laat lezen en onze fundamentele vrijheden niet laat beperken en ons de mond evenmin laat snoeren? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 6

Nederland is voorstander van een vrij en open maatschappelijk debat, ook op internationaal niveau. Nederland heeft er geen bezwaar tegen wanneer landen of internationale organisaties elkaar op mensenrechtelijk gebied de maat nemen. Het is echter anders wanneer kritiek strekt tot inperking van precies díe vrijheid (vrijheid van meningsuiting) die diezelfde kritiek mogelijk maakt. Zoals gezegd zal ik deze stellingname internationaal blijven uitdragen, ook richting de OIC.

Vraag 7

Bent u bereid deze vragen nog deze week te beantwoorden?

Antwoord 7

Ja.


X Noot
1

http://www.oic-oci.org/topic_detail.asp?t_id=5464

http://www.oic-oci.org/topic_detail.asp?t_id=5455

Naar boven