Vragen van de leden Voordewind (ChristenUnie), Van der Staaij (SGP) en De Roon (PVV) aan de minister van Buitenlandse Zaken over het artikel in NRC-H waarin de directeur van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) zegt dat de Nederlandse ambassade in Tel Aviv direct contact met de VNG heeft opgenomen om te waarschuwen over de samenstelling van de missie («pikant») van Israëlische burgemeesters (ingezonden 6 oktober 2010).

Antwoord van minister Rosenthal (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 28 oktober 2010).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het artikel in NRC-H waarin de directeur van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) zegt dat de Nederlandse ambassade in Tel Aviv direct contact met de VNG heeft opgenomen om te waarschuwen over de samenstelling van de missie («pikant») van Israëlische burgemeesters?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

In hoeverre is de uitspraak van de directeur van de VNG in overeenstemming met uw antwoord op eerdere Kamervragen, waarin u stelt dat uw ministerie contact heeft opgenomen met de VNG? Heeft uw ministerie «desgevraagd» de VNG geïnformeerd «dat vertegenwoordigers van de Rijksoverheid in het algemeen geen contacten onderhouden met de lokale overheden in de nederzettingen», of is het initiatief van uw ministerie dan wel van de ambassade in Tel Aviv uitgegaan, zoals de directeur stelt?

Antwoord 2

Ik laat de uitspraak van de directeur van de VNG voor zijn rekening. Het departement heeft contact opgenomen met de VNG en in het daaropvolgende gesprek heeft het departement de VNG geïnformeerd over de beleidslijnen die de Rijksoverheid hanteert.

Vraag 3

Vindt u in het algemeen dat Nederlandse ambassades in het buitenland in staat moeten zijn politieke standpunten aan personen in Nederland over te brengen?

Antwoord 3

Nederlandse ambassades hebben mede de taak regeringsstandpunten uit te dragen en informatie over regeringsbeleid te verschaffen.

Vraag 4

Houdt uw constatering dat de Israëlische nederzettingen illegaal zijn in dat contacten tussen Nederlandse personen, organisaties en overheden met inwoners van die nederzettingen ook illegaal zijn? Zo ja, op welke (volken)rechtelijke grondslag berust dit?

Antwoord 4

Deze contacten zijn niet illegaal. Het staat en stond de VNG vrij zelf te beslissen contacten als de beoogde al dan niet te hebben. Zie ook het antwoord op vraag 5 en 6.

Vraag 5

Is het door u gememoreerde advies van het Internationaal Gerechtshof van 9 juli 2004, over de Israëlische veiligheidsbarrière, bindend voor de internationaalrechtelijke status van de nederzettingen? Is het geen noodzaak dat zo’n advies moet worden bekrachtigd door de Veiligheidsraad wil het internationaalrechtelijke consequenties hebben?

Antwoord 5

Het verbod op nederzettingen vloeit voort uit artikel 49 van het Vierde Verdrag van Genève uit 1949. Het Internationaal Gerechtshof heeft in het betreffende advies bevestigd dat de Israëlische nederzettingen in bezet gebied een schending van het internationaal recht vormen. Een dergelijk advies is juridisch niet-bindend, maar vormt wel een gezaghebbende uitleg van het internationaal recht. Een bekrachtiging door de Veiligheidsraad, die dit standpunt overigens deelt, is niet aan de orde.

Vraag 6

Waarop baseert u uw aanname dat regeringscontacten met autoriteiten van de nederzettingen de nederzettingen legitimeren? Hangt dat niet af van de soort contacten? Indien daar ook de niet-politieke studiereis van een gemengde groep Israëlische burgemeesters onder valt, is hier dan niet sprake van een nieuwe beleidslijn en vindt u die beleidslijn wel passen bij de demissionaire status van het kabinet en zo ja, waarom?

Antwoord 6

Contacten tussen de Rijksoverheid en vertegenwoordigers van de betreffende nederzettingen vinden in beginsel niet plaats. Voor zo ver zij wel plaatsvinden, wordt het Nederlandse standpunt uitgedragen.


XNoot
1

NRC-H, «Nieuwe twist om bezoek Israëliërs», 21 september 2010.

Naar boven