Vragen van het lid Van Nieuwenhuizen (VVD) aan de ministers van Immigratie en Asiel en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over een proactieve informatie en communicatiestrategie van de EU op het terrein van arbeidsmigratie (ingezonden 14 juni 2011).

Antwoord van minister Kamp (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens de minister voor Immigratie en Asiel (ontvangen 6 juli 2011).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het rapport van de Europese Commissie «Annual Report on Immigration and Asylum (2010)»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de mening dat de lidstaten zelf verantwoordelijk zijn voor hun beleid ten aanzien van arbeidsmigratie vanuit derde landen?

Antwoord 2

Ja. Op basis van artikel 79–52 van het EG-Verdrag mogen lidstaten zelf bepalen hoeveel arbeidsmigranten zij uit derde landen toelaten.

Vraag 3

Deelt u de mening dat migratie geen doel op zich is?

Antwoord 3

Ja, migratie is geen doel op zich. Zie ook mijn antwoord op vraag 4.

Vraag 4

Deelt u de mening dat arbeidsmigratie vanuit derde landen niet gepromoot moet worden, maar dat eerst gekeken moet worden naar eigen arbeidspotentieel, vervolgens naar andere EU-burgers en ten slotte pas naar derdelanders?

Antwoord 4

Ja. Aan de vraag naar arbeid moet in eerste instantie worden voldaan door de arbeidsreserve die nu al in Nederland aanwezig is. Op dit moment ontvangen ongeveer een half miljoen mensen een uitkering, hoewel zij wel kunnen werken. Pas als er vacatures zijn die niet vervuld kunnen worden door dit binnenlands aanbod en evenmin door arbeidskrachten uit de overige landen van de EU (nu nog met uitzondering van Bulgarije en Roemenië), is er plaats voor werknemers van buiten de EU.

Vraag 5

Deelt u de mening dat Nederland geen behoefte heeft aan een proactieve informatie en communicatiestrategie die bijdraagt aan een maximale positieve perceptie over arbeidsmigratie?

Antwoord 5

Ik ben niet voor een informatie- en communicatiestrategie met als doel arbeidsmigratie uit derde landen te promoten. Zoals gezegd zijn er op dit moment in Nederland ongeveer een half miljoen mensen met een uitkering. Vervolgens is er voldoende aanbod uit andere EU-landen. Ook dit is prioritair arbeidsaanbod, dat op grond van de Wet arbeid vreemdelingen voorrang heeft op aanbod van buiten de EU.

Vraag 6

Vindt u dat het schetsen van een positief beeld over arbeidsmigratie van buiten de Europese Unie een taak is voor de Europese Commissie?

Antwoord 6

Gelet op de hoge werkloosheid in de EU op dit moment, vind ik dat het toelatingsbeleid restrictief dient te zijn. Ook al zullen er in de toekomst vanwege demografische ontwikkelingen mogelijk kraptes ontstaan op de arbeidsmarkt, is de primaire doelstelling van dit moment de huidige werkloosheid in de EU terug te dringen. Dit heb ik ook in reactie op de mededeling over immigratie en asiel in 2010 aan de Europese Commissie laten weten. Dit laat onverlet een meer open houding van de EU wanneer het gaat om hooggekwalificeerde arbeidsmigratie c.q. kennismigratie, omdat zij een positieve bijdrage leveren aan het innovatie- en groeipotentieel van de economie van de EU en de lidstaten. Wat betreft dit aspect kan de EC een rol spelen.

Vraag 7

Bent u bereid hiertegen protest aan te tekenen bij de Europese Commissie en u er sterk voor te maken dat hier geen Europees geld voor beschikbaar wordt gesteld?

Antwoord 7

Ja, in mijn contacten met de Europese Commissie zal ik wijzen op de onwenselijkheid van een proactieve informatie- en communicatiestrategie door de Europese commissie met de inzet van Europees geld. Zoals gezegd zie ik alleen een mogelijke rol voor de EC als het gaat om hooggekwalificeerde c.q. kennismigratie.


X Noot
1

Brussel, 24 Mei 2011 (http://ec.europa.eu/home-affairs/news/intro/docs/110524/291/1_NL_ACT_part1_v2.pdf)

X Noot
2

Dit artikel laat het recht van de lidstaten onverlet, zelf te bepalen hoeveel onderdanen van derde landen, afkomstig uit derde landen, tot hun grondgebied worden toegelaten teneinde daar al dan niet in loondienst arbeid te verrichten.

Naar boven