Vraag 1 t/m 7
Kent u het artikel «Steun Mantelzorg: meeste gemeenten doen te weinig»?1
Kunt u bevestigen dat inderdaad slechts zo’n 6,5% van de Nederlandse gemeenten het beleid ter ondersteuning van mantelzorgers
op orde heef en dat er in 59% van de gemeenten nog heel veel moet gebeuren voordat het zover is, zoals blijkt uit onderzoek
van Mezzo onder 200 gemeenten? Zo nee, beschikt u over cijfers die iets anders aantonen?
Deelt u de mening dat deze cijfers uiterst teleurstellend zijn, zeker gezien het feit dat bij de invoering van de Wet maatschappelijke
ondersteuning (Wmo) in 2007 het doel werd gesteld dat in 2012 in ieder geval 75% van de Nederlandse gemeenten alle basisfuncties
voor mantelzorg zouden hebben opgenomen in het Wmo-beleid?
Heeft u, gezien het feit dat u systeemverantwoordelijkheid draagt, de gemeenten aangesproken op de gebrekkige voortgang van
de ontwikkeling van een gedegen mantelzorgbeleid? Zo ja, welke afspraken heeft u hierover gemaakt? Zo nee, bent u bereid dit
alsnog te doen? Welke afspraken gaat u dan maken?
Hoe kan het zo zijn dat vrijwel alle gemeenten hoge tevredenheidcijfers presenteren, terwijl slechts een klein deel van de
gemeenten de zaken helemaal op orde heeft? Acht u het mogelijk dat gemeenten bij hun tevredenheidsonderzoek niet vermelden
wat zij eigenlijk wettelijk verplicht zijn te bieden en dat mensen eigenlijk niet weten wat zij mogen verwachten? Zo ja, bent
u bereid de gemeenten hierop aan te spreken?
Doet uw ministerie zelf ook onderzoek naar de vorderingen in ontwikkelen en implementatie van het Wmo-beleid, of laat u de
gemeenten het eigen vlees keuren?
Wat is uw reactie op de tegenvallende ontwikkeling en implementatie van dit onderdeel van de Wmo in het kader van de aangekondigde
overheveling van andere AWBZ-taken, zoals begeleiding en dagbesteding, naar de gemeenten? Op welke manier zal u garanderen
dat voor deze functies 3,5 jaar na overheveling ook slechts 6,5% van de gemeenten de zaken op orde heeft?
Antwoord 1 t/m 7
Mantelzorg en vrijwilligerswerk zijn van het grootste belang voor de ondersteuning van de meest kwetsbaren in onze samenleving.
Vanuit dit belang hecht ik ook zeer veel waarde aan het daar waar aangewezen en mogelijk ondersteunen van mantelzorgers en
vrijwilligers. Gemeenten vervullen hier een belangrijke rol en moeten dat ook op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning
(Wmo). Zeker ook in tijden van verandering dient deze ondersteuning op orde te zijn.
Vanwege dit grote belang van mantelzorg en de noodzaak van een goede ondersteuning ben ook ik bezorgd over het door Mezzo
gepresenteerde beeld van het door burgers ervaren ondersteuningsaanbod voor mantelzorgers en voor vrijwilligers.
Ik ben nog niet toe aan een oordeel over de gepresenteerde cijfers. De uitkomsten van de barometer wijken significant af van
de eerder door Movisie uitgevoerde nulmeting naar de invoering van de basisfuncties. Uit de rapportage over de nulmeting komt
overigens ook naar voren dat veel gemeenten nog het nodige moeten doen om een goede ondersteuning van mantelzorgers te realiseren.
Het rapport over de nulmeting heb ik u bij brief van 5 juli 2010 doen toekomen. Ook de evaluatie van de Wmo door het SCP (u
toegezonden op 16 augustus 2010) laat een ander beeld zien. Ik wil met partijen waaronder de VNG en Mezzo, hierover in gesprek
gaan.
In een dialoog met gemeenten en (vertegenwoordigers van) de mantelzorgers en vrijwilligers wil ik komen tot bovenbedoeld eenduidig
beeld en een analyse van de huidige stand van de ondersteuning en daar waar nodig tot aanvullende maatregelen om tot verbetering
te komen.
Dat betekent dat ik iets meer tijd neem voor mijn beleidsbrieven over de ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligers.
Beide brieven kunt u in het najaar tegemoet zien. In deze beleidsbrieven zal ik op basis van de nieuwe informatie ook uitgebreider
ingaan op de door het Kamerlid Wolbert gestelde vragen.