Vragen van het lid Spekman (PvdA) aan de minister voor Immigratie en Asiel over de afwijzing van een homoseksuele asielzoeker op grond van de ongeloofwaardigheid van zijn verklaringen (ingezonden 14 juni 2011).

Mededeling van minister Leers (Immigratie en Asiel) (ontvangen 5 juli 2011).

Vraag 1

Herinnert u zich de eerdere schriftelijke vragen over de afwijzing van een homoseksuele asielzoeker op grond van de ongeloofwaardigheid van zijn verklaringen?1

Vraag 2

Volgt uit uw antwoord op bovengenoemde schriftelijke vragen, dat het geheel aan verklaringen van de betrokken vreemdeling niet geloofwaardig is bevonden, dat u tevens niet geloofwaardig acht dat de asielzoeker homoseksueel is?

Vraag 3

Waarom heeft u vraag 4 van bovengenoemde schriftelijke vragen niet beantwoord? Is de ongeloofwaardigheid van een asielrelaas een contra-indicatie zoals bedoeld in uw asielbeleid om homoseksuele asielzoekers uit Iran een verblijfsvergunning te verlenen, tenzij er contra-indicaties zijn?

Vraag 4

Waarom heeft u vraag 5 van bovengenoemde schriftelijke vragen niet beantwoord? Deelt u de mening dat deze contra-indicaties beperkt zouden moeten blijven tot aspecten van openbare orde en veiligheid en fraude? Kunt u bij dit antwoord in aanmerking nemen dat de situatie voor homoseksuelen in Iran verschrikkelijk is en dat zij die daar openlijk voor uit komen voor hun leven hebben te vrezen?

Vraag 5

Waarom heeft u vraag 6 van bovengenoemde schriftelijke vragen niet beantwoord? Is de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) ten aanzien van deze asielzoeker uit Iran overtuigd dat hij zijn homoseksualiteit heeft verzonnen? Klopt het dat zijn homoseksualiteit voornamelijk niet is geloofd omdat er een aantal andere aspecten van zijn asielrelaas niet wordt geloofd? Kunt u deze antwoorden toelichten? Bent u bereid, indien u deze vraag vanwege het individuele karakter niet openbaar kunt beantwoorden, dit in vertrouwelijkheid te doen?

Vraag 6

Zijn er, naast het door u in de beantwoording van bovengenoemde schriftelijke vragen genoemde beleid en de door u vermelde werkinstructie, andere instructies (of anderssoortige aanwijzingen) voor de beslismedewerkers van de IND waarin staat aangegeven hoe de geloofwaardigheid van asielrelazen moet worden beoordeeld? Wanneer zijn deze instructies voor het laatst aangepast? Bent u bereid deze instructies openbaar te maken? Bevatten deze instructies ook kwantitatieve doelstellingen?

Vraag 7

Deelt u de mening, mede gezien uw antwoord op bovengenoemde schriftelijke vragen dat de geloofwaardigheid van de verklaringen van de asielzoeker doorslaggevend is voor de vraag of een asielzoeker in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning, maar ook vanwege fraudebestrijding, dat het wenselijk is dat deze gegevens worden geregistreerd? Bent u bereid daartoe over te gaan? Kunt u deze antwoorden toelichten?

Vraag 8

Wat dient een homoseksuele man of lesbische vrouw in zijn algemeenheid te doen om zijn of haar seksuele geaardheid aannemelijk te maken? Wat is uw antwoord op die vraag indien het asielrelaas ongeloofwaardig is bevonden? Is de situatie mogelijk dat de IND het asielrelaas van een homoseksuele asielzoeker niet gelooft, maar zijn homoseksualiteit op zichzelf wel?

Mededeling

Naar aanleiding van de schriftelijke vragen van het lid Spekman (PvdA), over de afwijzing van een homoseksuele asielzoeker op grond van de ongeloofwaardigheid van zijn verklaringen, die werden ingezonden op 14 juni 2011, deel ik u mee dat het niet mogelijk is deze vragen binnen de gestelde termijn te beantwoorden. De oorzaak hiervan is dat nog niet alle gegevens zijn verkregen die voor de beantwoording nodig zijn.

Beantwoording zal plaatsvinden zodra alle informatie is verkregen.


X Noot
1

14 april 2011 (vraagnummer: 2011Z07949).

De Volkskrant, maandag 4 april 2011, Uitgelicht, blz. 16. De gegevens in deze zaak zijn bekend bij de minister voor Immigratie en Asiel.

Naar boven