Vragen van het lid Van den Besselaar (PVV) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de controle-actie van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) naar zogenaamde «spook AOW’ers» (ingezonden 6 juni 2011).

Antwoord van minister Kamp (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 29 juni 2011).

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Op zoek naar spook-aow’ers»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

De Sociale Verzekeringsbonte (SVB) schat het fraudepercentage met AOW-uitkeringen op 0,36%, zowel in het binnen- als in het buitenland; onderschrijft u dit percentage? Waarop is het gebaseerd?

Antwoord 2

Het bedoelde percentage van 0,36% betreft niet een «fraudepercentage» maar het door de SVB op basis van een theoretisch model geschatte maximaal resterend misbruikrisico. Dit getal is gebaseerd op het totaal van risicofactoren waar regelingen – in dit geval de AOW – aan onderhevig zijn en de afdekking van die risico’s door verificatie en controlemaatregelen. Het maakt deel uit van een risicoanalyse die ertoe dient om de relatieve verschillen in risico’s binnen en tussen wetten inzichtelijk te maken. Dat helpt bij het zo gericht mogelijk inzetten van handhavingscapaciteit. Waar mogelijk worden aanvullende controle- en handhavingsmaatregelen genomen.

Als grondslag voor het extrapoleren van daadwerkelijk optredende fraude is dit getal ongeschikt. Immers, een berekening die dit als uitgangspunt neemt veronderstelt dat 100% van de rechthebbenden die onder het resterende risico vallen, ook daadwerkelijk misbruik maken (zie ook antwoord op vraag 3).

Vraag 3

Waarom is, uitgaande van 0,36% fraude (ruim 100 miljoen euro!), in 2010 slechts een zeer gering gedeelte (7,6 miljoen euro) opgespoord? Wat gaat u doen om deze opsporing te verbeteren?

Antwoord 3

De suggestie dat slechts een klein deel van optredende fraude wordt opgespoord is niet realistisch. De vergelijking waarop deze aanname is gebaseerd roept een verkeerd beeld op; de begrippen die naast elkaar gezet worden zijn niet van dezelfde orde.

Zoals bij het antwoord op vraag 2 reeds gesteld, is het genoemde percentage geen geschikte grondslag om de daadwerkelijk optredende fraude te berekenen. Er is geen sprake van 0,36% fraude, doch van 0,36% risico op misbruik.

Naast de 7,6 miljoen euro terugvorderingen bij fraude worden uiteraard uitkeringen waarbij fraude wordt geconstateerd ook stopgezet.

Het doel van het handhavingsbeleid van de SVB is het zo effectief en efficiënt mogelijk vergroten van de rechtmatigheid van de uitkeringen door preventie, detectie en sanctioneren van fouten en fraude door klanten. Uit de jaarlijkse Integrale rapportage die het ministerie van SZW naar de Tweede Kamer stuurt blijkt ook dat de SVB een goede handhavingspraktijk heeft ontwikkeld, met op risicoanalyses gebaseerde, gerichte en effectieve controles.

Vraag 4

In 2010 werd 7 miljoen euro uitgegeven aan fraudebestrijding; betreft dit alleen de bestrijding van fraude met AOW-uitkeringen? Zo ja, klopt het dan dat de teruggevorderde bedragen onder aftrek van de incassokosten nauwelijks de kosten te dekken?

Antwoord 4

Nee, de ruim € 7 miljoen die de SVB in 2010 besteedde betreft de handhaving voor alle uitkeringen die zij verstrekt. Daarbij is handhaving een veel breder begrip dan fraudebestrijding. Onder handhaving valt het geheel van preventie, detectie en sanctionering. In de kosten van handhaving worden de kosten van de fysieke controles en onderzoeken in binnen- en buitenland meegenomen, maar ook de kosten van de belangrijkste administratieve processen (zoals bestandskoppelingen en -vergelijking) bij controle op inkomens en samenwonen.

De opbrengst van de handhavingsactiviteiten voor alle wetten die de SVB uitvoert was in 2010 bijna € 14 miljoen aan sancties, terugvorderingen en aangiften. Hierbij geldt dat besparingen die het stopzetten van de lopende uitkering met zich mee brengen buiten beschouwing worden gelaten. De veronderstelling dat de teruggevorderde bedragen de kosten nauwelijks dekken is daarom niet terecht.

Daarnaast voorkomt handhaving misbruik in de toekomst en gaat van deze activiteiten een preventieve werking uit.

Fraude mag niet lonen en dient daarom altijd met kracht bestreden te worden. De solidariteit tussen burgers komt tot uitdrukking in onze sociale verzekeringen en voorzieningen en in het vertrouwen dat we daarvan gebruik maken zoals dat is bedoeld en vastgelegd. Beschamen van dat vertrouwen ondergraaft die maatschappelijke solidariteit én de betaalbaarheid van onze regelingen.

Vraag 5

Is het langs de deuren van Nederlandse AOW’ers in het buitenland gaan een effectieve en efficiënte methode om fraude te voorkomen? Zo ja, is Monaco dan de meest gerede plek om aan te doen?

Antwoord 5

Ja. De SVB verricht sedert 2001 systematisch controleonderzoek in het buitenland. Welke landen en welke klantgroepen worden onderzocht is gebaseerd op voorafgaande risicoanalyses. Deze controles leveren meer op dan ze kosten. Tevens hebben deze controles een preventief effect op de «regelovertreding» van klanten in het buitenland. Doordat bekend is dat wordt gecontroleerd, ook in het buitenland, wordt fraude ontmoedigd.

Hoofddoel van het bezoek aan Monaco was om te komen tot een nadere invulling van de handhavingsafspraken die voortvloeien uit het in 2001 met Monaco afgesloten verdrag in het kader van de wet BEU. Landen waarbij sprake was van een grotere klantconcentratie en mogelijk hoger risico zijn in dit verband eerder bezocht. Aan een dergelijk bezoek is een nulmeting gekoppeld met als doel de rechtmatigheid van de pensioenen en uitkeringen te kunnen beoordelen. Dit is de gebruikelijke praktijk bij landen met een (nieuw) BEU-verdrag.


X Noot
1

De Telegraaf, 1 juni 2011.

Naar boven