Vragen van de leden Van der Burg en Van der Steur (beiden VVD) aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over het bericht dat instanties geen signalen of dossiers hadden over zedendelinquent die voogdij kreeg over twee dochters (ingezonden 18 april 2011).

Antwoord van staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 28 juni 2011) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 2451.

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht dat instanties niets wisten over de man die zijn twee dochters misbruikte?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Kunt u verklaren hoe het mogelijk is dat een zedendelinquent, die in het verleden voor incest veroordeeld is, het (eenhoofdig) gezag krijgt over zijn kinderen?

Antwoord 2

Na een scheiding kan een ouder slechts eenhoofdig gezag uitoefenen na een uitspraak van de rechter daartoe, bijvoorbeeld omdat de andere ouder niet (meer) in staat is om aan het ouderlijk gezag invulling te geven door een psychiatrische ziekte of verslaving. Een dergelijke gezagsprocedure heeft ook in de onderhavige zaak plaatsgevonden. Aan een oproep om ter zitting te verschijnen heeft de moeder geen gehoor gegeven. De Raad voor de Kinderbescherming was bij de mondelinge behandeling ter zitting aanwezig. De vader verzorgde zijn dochter al enige tijd alleen. Noch voor de rechtbank, noch voor de Raad voor de Kinderbescherming was er op basis van de informatie die ter beschikking stond, aanleiding (nader) onderzoek te (laten) verrichten.

Op het moment dat het verzoek van de vader ter zitting werd behandeld was het raadsdossier van de oudere dochter vernietigd omdat deze dochter al ouder was dan 24 jaar. De vader heeft tijdens de behandeling ter zitting van het verzoek om eenhoofdig gezag over zijn strafrechtelijke antecedenten gezwegen.

Vraag 3

Doet de Raad voor de Kinderbescherming altijd onderzoek naar het strafrechtelijk verleden van de ouders wanneer hij wordt ingeschakeld door de rechter?

Antwoord 3

De Raad voor de Kinderbescherming is geautoriseerd om het Justitieel Documentatieregister (JDR) in te zien. Bij gerechtelijke procedures over het ouderlijk gezag en/of omgang wordt niet standaard gekeken naar strafdossiers van de betreffende ouders. Overigens verwijs ik u naar het antwoord op de vragen 5 en 6.

Vraag 4

Klopt het dat de Raad voor de Kinderbescherming dossiers van kinderen bewaart tot zij de leeftijd van 24 jaar hebben bereikt? Zo ja, vindt u het wenselijk dat deze termijn wordt opgerekt? Wat zijn hiervan de consequenties? Zo nee, waarom wilt u de termijn niet oprekken?

Antwoord 4

Conform het Kwaliteitskader van de Raad voor de Kinderbescherming wordt een kinddossier vernietigd wanneer het kind met wie de Raad bemoeienis had, 24 jaar is geworden. Dit is alleen anders als sprake is van ontheffing van het gezag of bij adoptie, in welke gevallen een dossier levenslang bewaard blijft. Zie voor het overige het antwoord op de vragen 5 en 6.

Vraag 5, 6

Wordt bij gerechtelijke procedures over het ouderlijk gezag en/of omgang en/of hoofdverblijfplaats kinderen standaard gekeken naar strafdossiers van de betreffende ouders? Zo nee, bent u bereid de wet zodanig te wijzigen dat standaard gekeken wordt of een ouder voor een (zeden)delict is veroordeeld?

Bent u bereid de wet zodanig te wijzigen dat wel standaard gecontroleerd wordt of een voogd voor een (zeden)delict veroordeeld is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op wat voor termijn?

Antwoord 5, 6

Bij gerechtelijke procedures over het ouderlijk gezag en/of omgang wordt zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 niet standaard gekeken naar strafdossiers van de betreffende ouders.

Ik vind het van belang dat er een sluitende aanpak komt voor die zaken waarin het risico op herhaling van een ernstig misdrijf en daarmee een bedreiging voor het kind groot is. Wat mij betreft gaat het dan niet alleen om het verkrijgen van zicht op een eventuele strafrechtelijke voorgeschiedenis van een gezinslid bij zaken betreffende omgang en gezag, maar ook bij de besluitvorming inzake een jeugdbeschermingsmaatregel. In vervolg op de aanbevelingen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid in het rapport «Over de fysieke veiligheid van het kind» alsmede de aanbevelingen op dit punt in een tweetal rapporten van de Inspectie jeugdzorg2 wordt momenteel met veldpartijen gewerkt aan het opzetten van een (beleids)kader om in dossiers zicht te krijgen op eventuele voorgeschiedenissen. Het hiervoor besprokene zal bij het opzetten van dit kader worden betrokken. Daarbij zal gelden dat in een zaak als de onderhavige die bij de Raad voor de Kinderbescherming aanhangig is, de Raad steeds het JDR inziet. Verder geldt dat het kinddossier van andere kinderen uit het gezin bij de Raad voor de Kinderbescherming lang genoeg na hun minderjarigheid beschikbaar moet blijven. Bekeken wordt op welke wijze dat in de uitvoeringspraktijk van de Raad zijn beslag kan krijgen en hoeveel langer dan tot het 24e levensjaar jaar het kinddossier moet worden bewaard. Voorstelbaar is dat het Kwaliteitskader van de Raad voor de Kinderbescherming daartoe wordt aangepast. Daarmee wordt de kans op herhaling aanzienlijk verkleind, waarbij ik meteen opmerk dat een incident niet 100% kan worden voorkomen. Zoals aangegeven in mijn brief van 31 januari 20113 zal uw Kamer periodiek geïnformeerd worden over de voortgang bij de uitwerking van de aanbevelingen. Ik zal dan ook ingaan op de onderhavige kwestie.

Vraag 7

Acht u het wenselijk dat er een wettelijk systeem komt om in de gaten te houden of zedendelinquenten na een delict (opnieuw) kinderen op de wereld zetten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat zijn hiervan de mogelijke (nadelige) consequenties?

Antwoord 7

De maatregelen die kinderen van zedendelinquenten betreffen, worden besproken in het kader van het op te zetten (beleids)kader genoemd in het antwoord op de vragen 3–6. Of een wettelijk systeem wenselijk is om in de gaten te houden of zedendelinquenten wederom een gezin vormen, hetgeen aandacht behoeft van de Raad voor de Kinderbescherming, wordt daarbij meegenomen.


X Noot
1

de Volkskrant, «Instanties weten niets over man die twee dochters misbruikte», 9 april 2011.

X Noot
2

«Een kinderbeschermingsmaatregel? Besluiten en overwegingen van de Raad voor de Kinderbescherming» en: «Onderzoek bij de Raadsregio Rotterdam-Rijnmond en BJZ Rotterdam naar aanleiding van het overlijden van drie baby’s».

X Noot
3

Kamerstukken II, 2010/11, 31 839, nr. 80.

Naar boven