Vragen van de leden Heijnen en Jacobi (PvdA) aan de minister-president over de toezeggingen aan de heer Robesin ten aanzien van ontpoldering in Zeeland (ingezonden 23 juni 2011).

Antwoord van minister-president Rutte (Algemene Zaken) (ontvangen 24 juni 2011).

Vraag 1

Kent u de open brief van de heer Robesin aan u gericht op 16 juni 2011? Herinnert u zich het plenaire debat van 26 april 2011 over dit onderwerp?

Antwoord 1

Ja ik ken de brief en herinner mij het debat.

Vraag 2

Deelt u de mening dat uit genoemde brief blijkt dat er in ieder geval voor het genoemde Statenlid een duidelijk verband bestond tussen zijn stemgedrag enerzijds en de bij hem gewekte verwachting dat er geen sprake zou zijn van ontpoldering anderzijds? Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot uw uitspraak gedaan tijdens het plenaire debat van 26 april jl. «er zijn geen toezeggingen gedaan»? Zo nee, bent u dan van mening dat het genoemde Statenlid een andere kijk op de werkelijkheid heeft dan u?

Antwoord 2

Het is niet aan mij om daar een oordeel over uit te spreken. De discussie in het bedoelde debat ging over toezeggingen die zouden zijn gedaan om daarmee de steun van een meerderheid van de Eerste Kamer te verwerven. Dergelijke toezeggingen zijn niet gedaan.

Vraag 3

Deelt u de mening dat de passage in de genoemde brief «op 23 mei heb ik de coalitie een dienst bewezen, in de hoop en de verwachting dat ontpoldering Zeeland eindelijk (!) bespaard zou blijven» niet anders gelezen kan worden dan in de zin dat er bij het genoemde Statenlid in ruil voor een u welgezind stemgedrag verwachtingen zijn gewekt ten aanzien van het achterwege blijven van ontpoldering? Zo ja, bent u dan nog steeds van mening dat er geen sprake is van «de schijn dat er wel iets is gebeurd»? Zo nee, hoe leest u deze passage dan wel?

Antwoord 3

Nee. In het regeerakkoord is reeds aangekondigd dat in overleg met Vlaanderen een alternatief ontwikkeld zal worden voor de ontpoldering van de Hedwigepolder in Zeeuws-Vlaanderen. Dit betekent dat er verwachtingen zijn gewekt bij het verschijnen van het regeerakkoord. Het kabinet zal de in het regeerakkoord gemaakte afspraak gestand doen. Staatssecretaris Bleker heeft hierover op 17 juni een brief aan uw Kamer gestuurd.

Vraag 4

Hebt u in een gesprek met het genoemd Statenlid op 23 mei 2011 hem inderdaad «voldoende duidelijk» gemaakt «dat niet mocht worden getwijfeld aan de maximale inzet van het kabinet om het ontpolderingspook uit Zeeland eens en voorgoed te verjagen»? Zo ja, deelt u onze mening dat, omdat in datzelfde gesprek ook gesproken is over de Eerste Kamerverkiezing, dit door genoemd Statenlid kon worden opgevat als een politieke toezegging? Zo nee, begrijpt u dat genoemd Statenlid het zo heeft kunnen vatten?

Antwoord 4

Zoals ik ook tijdens het plenaire debat van 26 april 2011 heb gezegd doe ik geen inhoudelijke mededelingen over het gesprek dat dhr. Wilders en ik op 14 april 2011 met dhr. Robesin hebben gevoerd. Het betrof een vertrouwelijk gesprek. Ik wil bij deze nogmaals bevestigen dat er geen toezeggingen zijn gedaan aan betrokkenen.

Vraag 5

Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het Kamerdebat over de ontpoldering in Zeeland?

Antwoord 5

Ja.

Naar boven