Vragen van de leden Ortega-Martijn (ChristenUnie), Dijkgraaf (SGP) en Gesthuizen (SP) aan de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over het raadsbesluit om in Zoetermeer 52 koopzondagen toe te staan (ingezonden 16 mei 2011).

Antwoord van minister Verhagen (Economische Zaken, Landbouw en Innovatie) (ontvangen 21 juni 2011).

Vraag 1

Kent u het bericht «Raad Zoetermeer stemt voor 52 koopzondagen»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Wat vindt u van het doorslaggevende argument van de gemeenteraad dat veel koopkracht wegvloeit naar winkels van het nabijgelegen Leidschenveen, om tot uitbreiding van het aantal koopzondagen over te gaan? Bent u van mening dat genoemd argument een oneigenlijke reden is om de toerismebepaling te benutten, omdat het bij deze bepaling niet gaat om de economische aantrekkingskracht van de gemeente? Deelt u de mening dat in het raadsbesluit de toerismebepaling wordt gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze bepaling is bedoeld?

Antwoord 2

Indien gemeenten op grond van de toerismebepaling in de Winkeltijdenwet winkelopening op zondag willen toestaan, moeten zij vaststellen of er in de gemeente sprake is van toeristische aantrekkingskracht en of de toeristische aantrekkingskracht autonoom en substantieel is. De gemeenteraad is dan bevoegd, maar niet verplicht deze bepaling toe te passen. De concrete toepassing van de toerismebepaling vereist een afweging van de daarbij betrokken belangen. De gemeente die de toerismebepaling toepast, wordt verplicht in ieder geval de volgende belangen in zijn afweging te betrekken: de belangen van de lokale economische bedrijvigheid en de werkgelegenheid, de zondagsrust, de leefbaarheid, de veiligheid en de openbare orde in de gemeente. Daarnaast dienen gemeenten het besluit van een toelichting te voorzien. De toelichting moet een motivering bevatten dat wordt voldaan aan de voorwaarden uit de toerismebepaling en inzicht geven in de meegewogen belangen. Ook moet duidelijk worden op welke wijze deze belangen in de afweging zijn betrokken. Het besluit van de gemeente Zoetermeer voldoet aan deze criteria en daarmee voldoet het besluit aan de eisen van de toerismebepaling in de Winkeltijdenwet. Uit de toelichting bij het besluit blijkt dat de gemeenteraad de belangen die in artikel 3, lid 6, van de Winkeltijdenwet staan genoemd, in haar besluitvorming heeft meegewogen. Voor de gemeenteraad van Zoetermeer is het wegvloeien van koopkracht naar winkels in het nabijgelegen Leidschenveen een belangrijk argument geweest, maar de gemeente heeft ook de overige belangen in haar afweging betrokken. De gemeente is vrij om te bepalen op welke wijze zij de belangen meeweegt.

Vraag 3

Deelt u de mening dat vrijstelling op basis van de toerismebepaling alleen «ten behoeve van» toerisme kan worden benut en dat daarom het uitbreiden van het aantal koopzondagen ondersteunend moet zijn aan het toerisme?2

Antwoord 3

Op grond van de toerismebepaling in de Winkeltijdenwet moet de toeristische aantrekkingskracht van de gemeente autonoom zijn, dat wil zeggen dat zij losstaat van de winkelopening op zondag in de gemeente. Ook als de winkels dicht zijn, moet er dus aantrekkingskracht voor toeristen bestaan om de gemeente te bezoeken. Als een gemeente eenmaal heeft aangetoond dat er sprake is van autonoom en substantieel toerisme in de gemeente, dan is zij bevoegd om in de gehele gemeente winkelopening op zondag toe te staan.

Vraag 4

Deelt u de mening dat de gemeenteraad daarmee ook in strijd handelt met wat onder meer door het College van Beroep voor het Bedrijfsleven3 inzake de toerismebepaling is bepaald, omdat het uitgangspunt van de wet is dat de begrippen toerisme en aantrekkingskracht strikt moeten worden geïnterpreteerd?

Antwoord 4

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft inderdaad aangegeven dat de begrippen toerisme en aantrekkingskracht strikt moeten worden geïnterpreteerd. Dit betekent dat wanneer natuur- of stedeschoon, toeristische recreatiecentra en toeristische evenementen zich niet in betekenende mate onderscheiden van datgene wat ter zake bij vele andere gemeenten voorhanden is, deze omstandigheden op zichzelf noch tezamen de toeristische aantrekkingskracht kunnen vormen waarop de toerismebepaling het oog heeft. Indien de gemeente Zoetermeer zich op het gebied van toerisme onderscheidt van andere gemeenten, kan zij dus een beroep doen op de toerismebepaling.

Vraag 5

Hoe oordeelt u over het feit dat een gemeentebestuur besluit om verruiming van het aantal koopzondagen toe te staan, terwijl de overgrote meerderheid van de plaatselijke winkeliers tegen een dergelijk besluit is? Is er in een dergelijk geval sprake van het door u beoogde lokale draagvlak?

Antwoord 5

De concrete toepassing van de toerismebepaling in de Winkeltijdenwet vereist een afweging van de daarbij betrokken belangen, waardoor een zorgvuldige en bewuste afweging plaatsvindt. De Winkeltijdenwet vereist niet dat de toerismebepaling alleen kan worden toegepast als er lokaal draagvlak is. Wel is lokaal draagvlak een belangrijk aspect, dat de gemeente mee moet wegen. Het is echter aan de gemeente om te bepalen hoe zwaar ze dit laat meewegen. De gemeente Zoetermeer heeft onderzoek laten doen naar het lokale draagvlak voor winkelopening op zondag. Daaruit blijkt dat een meerderheid van de ondernemers zelf wil kunnen beslissen over winkelopening op zondag. Ook een meerderheid van de burgers van Zoetermeer is van mening dat de winkeliers zelf moeten kunnen beslissen over winkelopening op zondag. De gemeente Zoetermeer heeft het lokale draagvlak in beeld gebracht en in haar besluit meegewogen.

Vraag 6

Wat vindt u van de wijze waarop door de gemeente Zoetermeer het draagvlakonderzoek is gedaan onder winkeliers? Hoe waardeert u de opzet en de verschillen in resultaten van de onderzoeken uitgevoerd in opdracht van gemeente, detailhandelsvereniging en Stadshart-winkelcentrum? Past de onderzoekswijze binnen de eisen van de Winkeltijdenwet, waarbij wordt gevraagd om de gevolgen voor waarden als zondagsrust, winkeliers met weinig of geen personeel en werknemers mee te wegen?

Antwoord 6

Zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven, vereist concrete toepassing van de toerismebepaling een afweging van de belangen. De gemeente die de toerismebepaling toepast, wordt verplicht in ieder geval de volgende belangen in zijn afweging te betrekken: de belangen van de lokale economische bedrijvigheid en de werkgelegenheid, de zondagsrust, de leefbaarheid, de veiligheid en de openbare orde in de gemeente. Hoe deze belangen tegen elkaar worden afgewogen en welke onderzoeken de gemeente hiervoor verricht, is echter de verantwoordelijkheid van de gemeente. De Winkeltijdenwet bevat geen specifieke vereisten waaraan onderzoeken moeten voldoen.

Vraag 7

Hoe oordeelt u over dit raadsbesluit in vergelijking met de eerder genomen besluiten inzake de gemeente Westland, waarbij u het besluit voor vernietiging heeft voorgedragen, vooral ook omdat er in die gemeente geen sprake was van toerisme met een «autonome aantrekkingskracht die zich in betekenende mate onderscheidt van andere gemeenten»?4

Antwoord 7

Het besluit van de gemeente Westland is vernietigd omdat de gemeenteraad van Westland niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van toeristische aantrekkingskracht in de gemeente, waarmee Westland zich in betekenende mate onderscheidt van andere gemeenten. Uit het eigen beleid van de gemeente Westland bleek dat de gemeente wel een bepaalde ambitie heeft op het gebied van toerisme, maar niet al daadwerkelijk autonome toeristische aantrekkingskracht heeft. Dit is wel vereist om gebruik te kunnen maken van de toerismebepaling. De gemeente Zoetermeer heeft naar mijn mening wel aannemelijk gemaakt dat er sprake is van substantieel en autonoom toerisme.

Vraag 8

Bent u bereid dit besluit voor vernietiging voor te dragen, omdat het in strijd is met artikel 3 van de Winkeltijdenwet?

Antwoord 8

Indien belanghebbenden van mening zijn dat een gemeente zich niet aan de wet houdt, kunnen zij bezwaar en beroep indienen. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht is het voordragen van een besluit voor vernietiging niet mogelijk indien er bezwaar of beroep openstaat of aanhangig is gemaakt. In de gemeente Zoetermeer is er tot op heden geen bezwaar ingediend, maar de bezwaartermijn is nog niet verstreken. Overigens zie ik, op basis van de informatie die ik heb gekregen, geen reden om tot voordracht voor vernietiging over te gaan. Om dit te kunnen beoordelen, heb ik gekeken naar het besluit zelf, de toelichting daarop, het onderzoek dat de gemeente heeft verricht en het toeristisch beleid van de gemeente. In de toelichting van het besluit van 9 mei 2011 geeft de gemeente aan dat er sprake is van substantieel en autonoom toerisme in de gemeente. De gemeente onderbouwt dit met bezoekersaantallen. Uit deze onderbouwing blijkt dat de gemeente Zoetermeer 3,5 miljoen bezoekers per jaar trekt. Daarnaast heb ik gekeken naar het beleid van de gemeente Zoetermeer op het gebied van toerisme. Uit dit beleid valt af te leiden dat de gemeente Zoetermeer zich presenteert als belangrijke leisurestad. Ook heeft de gemeente de belangen die in artikel 3, lid 6, van de Winkeltijdenwet staan genoemd, in haar besluitvorming meegewogen. Bij deze belangenafweging heeft de gemeente rekening gehouden met het lokale draagvlak binnen de gemeente. Om inzicht in het lokale draagvlak te krijgen, heeft de gemeente onderzoek onder de burgers en de winkeliers gedaan. Daaruit blijkt dat een meerderheid van de ondernemers en de burgers van Zoetermeer van mening is dat de winkeliers zelf moeten kunnen beslissen over winkelopening op zondag. In de toelichting is te lezen welke belangen de gemeente heeft meegewogen en op welke wijze deze belangen in de afweging zijn betrokken. Dit is op een zorgvuldige manier gebeurd. Hiermee wordt naar mijn mening voldaan aan zowel de formele als materiële vereisten van de toerismebepaling uit de Winkeltijdenwet.


X Noot
1

http://www.refdag.nl/nieuws/regio/raad_zoetermeer_stemt_voor_52_koopzondagen_1_562153

X Noot
2

Zie bijv. Memorie van Toelichting (Kamerstuk 31 728, nr. 3), p. 5 en 11 en de Nota naar aanleiding van het Verslag (Kamerstuk 31 728, nr. 16), p. 9.

X Noot
3

Uitspraak CBB van 11 maart 2009.

X Noot
4

Koninklijke besluiten van 22 maart en 21 april 2010.

Naar boven