Vragen van het lid
Smits
(SP) aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het verdwijnen van de enige school voor voortgezet
onderwijs uit Zandvoort aan Zee (ingezonden 14 september 2010).
Antwoord van minister
Bijsterveldt-Vliegenthart
(Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 25 oktober 2010).
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht dat de enige school voor voortgezet onderwijs in Zandvoort aan Zee, het Wim Gertenbach College,
dreigt te verdwijnen?1
Antwoord 1
Ik heb kennis genomen van het bericht dat het schoolbestuur (Stichting Dunamare Onderwijs Groep) het voornemen heeft de nevenvestiging
van de Noordzee Onderwijs Groep, het Wim Gertenbach College te sluiten.
Inmiddels heb ik tevens kennis genomen van het bericht dat het schoolbestuur overweegt deze nevenvestiging open te houden
(NRC, 17 september 2010). Het college van B & W en het college van bestuur van Dunamare hebben verklaard de intentie te hebben
nieuwbouw voor het Wim Gertenbach College te realiseren.
Het al dan niet sluiten van (neven)vestigingen zijn beslissingen die primair door het schoolbestuur worden genomen, het schoolbestuur
is hiertoe gerechtigd.
Vraag 2
Deelt u de mening dat op het Wim Gertenbach College kleinschalig onderwijs wordt gegeven, waar veel leerlingen baat bij hebben?
Hoe oordeelt u in dit licht over het voornemen van het schoolbestuur om de school te sluiten, gezien de roep om kleinschaligheid
in het onderwijs welke ook door u wordt onderschreven?
Antwoord 2
De beslissingsbevoegdheid om nevenvestigingen te behouden of te sluiten ligt primair bij het schoolbestuur. De inhoudelijke
motieven voor zo’n beslissing laat ik daarom over aan het schoolbestuur in overleg met de medezeggenschapsraad van de nevenvestiging/school.
Op grond van de Wet medezeggenschap op scholen (WMS) heeft de medezeggenschapsraad adviesrecht bij beslissingen ten aanzien
van het beëindigen van een (neven)vestiging. De ouder/leerling-geleding en de personeelsgeleding hebben bovendien instemmingsrecht
op de gevolgen van een dergelijk besluit voor hen. Deze wet voorziet tevens in een regeling voor eventuele geschillen in deze.
Vraag 3
Onderschrijft u de stelling dat deze school een goed georganiseerde zorgstructuur heeft op kleinschalige basis? Zo ja, hoe
verhoudt de mogelijke sluiting zich dan tot de geformuleerde kabinetsplannen op het gebied van «passend onderwijs»?
Antwoord 3
Zie het antwoord op de vragen 1 en 2.
Vraag 4
Deelt u het standpunt van de voltallige gemeenteraad in Zandvoort aan Zee dat het Wim Gertenbach College behouden moet blijven
voor de gemeente, ondermeer omdat het de enige school voor voortgezet onderwijs is? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Scholen in het voortgezet onderwijs verzorgen doorgaans een regionale functie. Het is niet noodzakelijk, en in de praktijk
ook niet het geval, dat er in iedere gemeente een school bestaat voor voortgezet onderwijs.
Zie verder het antwoord op de vragen 1 en 2.
Vraag 5
Hoe beoordeelt u de feitelijke situatie waarin de voorzitter van het college van bestuur van een schoolbestuur tegen de wil
in van ouders, personeel en de hele gemeente een school kan sluiten? Zijn er algemeen geldende criteria waaraan voldaan moet
worden wanneer een bestuur een school wil sluiten? Zo ja, hoe luiden die? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Schoolbesturen zijn verantwoordelijk voor een goede onderwijskwaliteit en een goed bestuur van de onder hen vallende scholen
en de daaraan verbonden vestigingen. Hierbij dienen zij zich onder meer te houden aan de Wet medezeggenschap op scholen. Voor
de sluiting van een nevenvestiging gelden daarnaast geen algemene criteria. Zie ook het antwoord op de vragen 1 en 2.
In die gevallen dat een gehele school (brinnummer) een leerlingenaantal heeft dat gedurende drie achtereenvolgende jaren onder
de wettelijke opheffingsnorm komt, heeft de minister de bevoegdheid de bekostiging van zo’n school te beëindigen. Dit geldt
echter niet voor afzonderlijke nevenvestigingen.
Verder geldt dat indien er uitbreiding of verplaatsing van het onderwijsaanbod van bestaande scholen plaatsvindt waarvan omliggende
scholen mogelijk hinder kunnen ondervinden (bijvoorbeeld verplaatsing van een nevenvestiging over meer dan 3 km of het openen
van een nieuwe nevenvestiging), het noodzakelijk is om hierover vooraf af te stemmen in een zogenaamd Regionaal Plan Onderwijsvoorzieningen.
Ook in deze gevallen wordt de inhoudelijke afweging ten aanzien van onderwijsvoorzieningen aan de lokale partners (schoolbesturen)
in de regio overgelaten en controleert de minister slechts of aan de wettelijke eisen wordt voldaan. De samenwerkende schoolbesturen
moeten dus gezamenlijk in goed overleg komen tot een doelmatig en voldoende gespreid onderwijsaanbod.
Vraag 6
Bent u bereid in gesprek te gaan met de wethouder onderwijs van Zandvoort aan Zee en de voorzitter van het college van bestuur
van Dunamare waar het Wim Gertenbach College onder valt om te bezien of deze behouden kan blijven voor Zandvoort? Zo ja, wanneer
kan de Tweede Kamer een verslag tegemoet zien? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Nee, zie het antwoord op de vragen 1 en 2.
XNoot
1 Haarlems dagblad, 8 september 2010.