Vragen van het lid Smits (SP) aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over geweld dat meer voorkomt op grote scholen dan op kleine scholen (ingezonden 8 juni 2011).

Antwoord van minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 15 juni 2011).

Vraag 1, 2

Wat is uw reactie op het artikel «Meer geweld op grote school»?1

Hoeveel scholen in Nederland hebben meer dan duizend leerlingen?

Antwoord 1, 2

Er zijn in het voortgezet onderwijs 381 scholen met meer dan 1000 leerlingen. Een school kan echter meerdere vestigingen hebben waardoor het aantal leerlingen per vestiging beduidend lager uitvalt. Gemiddeld heeft een school ongeveer drie vestigingen.Het gemiddeld aantal leerlingen per vestiging is ruim 700.

Vraag 3

Wat is uw reactie op de volgende bevinding: «Op scholen met meer dan duizend leerlingen was het aandeel geweldsincidenten drie keer zo hoog als op kleinere scholen. De associatie tussen grote scholen en geweld bleef bestaan, ook als rekening wordt gehouden met individuele kenmerken van leerlingen»?2

Antwoord 3

In het onderzoek van het WODC is inderdaad deze bevinding opgenomen. Direct daarna is echter het volgende aangegeven: «Dit zou impliceren dat schaalvergroting in het onderwijs samen kan gaan met een groei in aan agressie gerelateerde criminaliteit. De aanname is dan wel dat de ratio leerlingen per leerkracht toeneemt. Weijters (2008) vindt bijvoorbeeld dat als rekening wordt gehouden met de ratio tussen leerlingen en leerkrachten het effect van schoolomvang op zelfgerapporteerde delinquentie verdwijnt.»

In Nederland zijn de afgelopen 20 jaar verschillende landelijke onderzoeken naar pesten en geweld in het onderwijs uitgevoerd (ITS, 1992, 1994, 2001, 2006 en 2008) op scholen voor speciaal onderwijs, praktijkonderwijs, vmbo, havo en vwo. Daarin werd juist gevonden dat op grote(re) scholen minder geweldsincidenten plaatsvinden. Op basis van deze onderzoeken hebben de onderzoekers geconcludeerd dat het het meest zuiver is te kijken naar leerling-kenmerken in plaats van naar klas- of schoolkenmerken (zoals schoolgrootte). Vooral leerling-kenmerken die te maken hebben met sociale en cognitieve aspecten blijken «verklarend» voor geweld. Als er slechts wordt gekeken naar schoolgrootte, is er contaminatie van leerling-kenmerken en schoolomvang-kenmerken. In kleine scholen (speciaal onderwijs, praktijkonderwijs) zijn bepaalde leerling-kenmerken oververtegenwoordigd en is relatief meer geweld dan in grote scholen (vwo, havo).

Vraag 4

Bent u bereid uitgebreid onderzoek te doen naar relatie schoolgrootte en criminaliteit en geweld in Nederland nu het WODC-rapport3 aangeeft dat er geen trendstudies bekend zijn die dit hebben onderzocht?

Antwoord 4

Zie het antwoord op vraag 3. De relatie tussen schaalgrootte en mate van optreden van geweld- en geweldsincidenten op school wordt al meer dan 20 jaar systematisch onderzocht in diverse landelijke onderzoeken naar pesten en geweld en in de sociale veiligheidsmonitor. Het WODC-rapport vormt geen aanleiding voor het in gang zetten van nieuw onderzoek.

Vraag 5

Deelt u de mening dat het na het stoppen van de schaalvergroting middels de fusietoets, nu tijd is om de grote onderwijsfabrieken met meer dan duizend leerlingen te ontmantelen om er kleinere scholen van te maken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer kan de Kamer uw voorstellen tegemoet zien?

Antwoord 5

Nee, de fusietoets is gericht op de toekomstige fusies en niet op het verleden. Met de fusietoets hebben we een instrument gecreëerd om verdere schaalvergroting te kunnen beïnvloeden, met name om keuzevrijheid te behouden waar dat kan zonder dat de onderwijskwaliteit in gevaar komt. Een (te) groot leerlingenaantal is bovendien geen criterium om te mogen fuseren in de wet fusietoets en de regeling.

Voor de beleving van betrokkenen is schoolomvang is niet altijd het relevante criterium bij schaalgrootte. Het gaat dan eerder om de onderwijslocatie (vestiging). Deze valt lang niet altijd samen met de school. Zie ook het antwoord op vraag 2.

Zie verder het antwoord op vraag 3.

Vraag 6

Bent u bereid uw bezuinigingen op conciërges in het onderwijs ongedaan te maken nu uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat als «situaties merkbaar toezicht afwezig is, bijvoorbeeld conciërges ontbreken, dan de interactie tussen leerlingen gepaard kan gaan met meer criminaliteit.»? Zo nee, waarom creëert u bewust onveilige situaties op scholen?

Antwoord 6

Het onderzoek uitgevoerd door het WODC heeft betrekking op leerlingen in de leeftijd van 12 tot en met 24 jaar. De conciërgeregeling daarentegen is specifiek van toepassing op het basisonderwijs. Binnen deze regeling ontvangt een beperkt aantal basisscholen tot 1 augustus 2012 een aanvulling op de loonkosten voor een conciërge. Ik ben voornemens deze specifieke aanvulling tot 1 augustus 2015 voort te zetten. Per 1 augustus 2015 worden deze middelen toegevoegd aan de lumpsum, waardoor iedere basisschool een hogere vergoeding ontvangt voor conciërges of ander ondersteunend personeel. Voor wat betreft mijn voorstel voor een korting op deze regeling wil ik verwijzen naar de besluitvorming voortvloeiend uit het algemeen overleg met uw Kamer op 14 juni.

Overigens hecht ik zeer aan een veilig schoolklimaat. Op 28 februari heb ik uw Kamer een brief gezonden waarin ik uitgebreid ben ingegaan op het veiligheidsbeleid op scholen en de inzet van OCW daarop (Kamerstuk 2010–2011, 29 240, nr. 44).

Vraag 7

Bent u bereid te antwoorden voor 15 juni 2011, in verband met het algemeen overleg over schaalgrootte in het onderwijs?

Antwoord 7

Ja.


X Noot
1

de Volkskrant 31 mei 2011.

X Noot
2

WODC-studie «Meer jeugdige verdachten, maar waarom?», 2011.

X Noot
3

WODC = Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum.

Naar boven